Examples of using "Dort" in a sentence and their dutch translations:
Stop daar.
Het sneeuwt daar.
Kijk daar!
Daar, rechtdoor.
- Daarginds!
- Daarheen!
Wacht daar.
Wacht daar!
Jij was er niet.
- Het is daar niet.
- Hij is daar niet.
- Ze is daar niet.
- Ze zijn daar niet.
- Tom heeft daar gewoond.
- Tom woonde daar.
Wat is er daar?
- Hij is daar aan het spelen.
- Hij is ginds aan het spelen.
Ik ben daar geboren.
- Ik heb u daar gezien.
- Ik heb je daar gezien.
Is het daar? Richting die keien?
Ze wonen daar.
Teken hier!
Het is daar.
Deze kant op, graag.
Het sneeuwt daar.
Ik ben daar.
Wie gaat ernaartoe?
- Hij speelt daar.
- Daar speelt hij.
- De jouwe is daar.
- Die van jou is daar.
Die schakelaar daar.
Het is Tokio.
Was je daar?
Het sneeuwt daar.
Laat het daar!
- Tom heeft daar gewoond.
- Tom woonde daar.
- Was je daar?
- Was u daar?
Ben je daar vaak geweest?
Ik heb Tom daar gevonden.
Jij was er niet.
Je zou er niet heen moeten gaan.
Hij stond daar een tijdje.
Hij woont hier niet meer.
Daar is de helikopter.
Tenzing hield me hier.
Hij is daar aan het spelen.
- Dat is nu juist het probleem.
- Dat is waar het probleem ligt.
Ik ben daar geboren.
Tom zal er zijn.
Zij ontbijt daar vaak.
Ze zijn er niet.
Wat doet Tom daarbinnen?
Werkt u daar ook?
Wat doe je daar?
Laat de koffer daar!
Is daar water?
Mijn broer woont daar.
Beide zusjes waren daar.
Daar ben ik gelukkig.
Hij was daar voor zaken.
Kijk daar!
Dit is een pen.
Wat is er aan de hand daar?
Mijn auto staat daar.
Het boek is daar.
Hij was er alleen.
Tom zag daar iets roods.
- Hoe lang ben je daar gebleven?
- Hoe lang bent u daar gebleven?
Een verschrikkelijk monster leefde hier vroeger.
We zijn daar drie maanden gebleven.
Die van jou is daar.
Zijn vader eet daar tweemaal per week.
Er is een massa ijs in dat gebied.
De foto's daar zijn de hare.
Het hotel is daar beneden.
Wat deed je daar?
Ze is daar niet heen gegaan.
Hij woonde daar helemaal alleen.