Examples of using "Besitzen" in a sentence and their dutch translations:
Heeft u een computer?
Hoeveel boeken bezit u?
Tom wil geen herberg bezitten.
- We hebben een goed huis.
- We hebben een fijn huis.
- We hebben een goed huis.
- We hebben een fijn huis.
Het is handig om een laptop te hebben.
Heeft u een computer?
We hebben drie vliegtuigen.
Zijn alle dokters gezond?
Het is moeilijk om een eigen huis in Tokyo te bezitten.
In zee te zwemmen betekent niet de zee te bezitten.
Spijtig dat we geen kapitaal hebben.
Hebben jullie een auto?
Denk je dat die superhelden begiftigt zijn met talenten die wij niet hebben?
Het is handig om een laptop te hebben.
Ze moet rijk zijn, om drie auto's te hebben.
Je moet niet alleen meer ideeën hebben dan anderen, maar ook het vermogen hebben om te beslissen welke van deze ideeën goed zijn.
Hoeveel boeken hebben jullie?