Examples of using "April“" in a sentence and their dutch translations:
- Aprilgrap!
- Eenaprilgrap!
- Wat raar!
- Hoe vreemd!
April doet wat hij wil.
April doet wat hij wil.
Mei komt na april.
Het is één april.
De school begint op acht april.
April is de vierde maand van het jaar.
De school begint op tien april.
School begint in april.
In april wordt hij tien jaar.
De school begint op tien april.
De zomertijd begint op drie april.
April is de vierde maand van het jaar.
Regent het in mei, dan is april voorbij.
Op 1 april verloor Alva zijn bril.
In Japan begint het nieuwe schooljaar in april.
In Japan begint het nieuwe semester in april.
Op een zonnige dag in april ging ik wandelen.
In Japan begint het nieuwe schooljaar in april.
In april waren er niet veel vakantiegangers op het eiland.
Ik kijk ernaar uit je in april te zien.
Als het dondert in mei, is april voorbij.
Januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november, december.
Op 21 april wordt de bekendste piloot van Duitsland, Manfred von Richthofen, de 'Rode Baron'
In april was Ney - uitgesproken als altijd - een van de eersten die Napoleon confronteerde met de realiteit
Maar in april 1814 was hij een van de maarschalks die Napoleon confronteerde met
Ik denk dat Tom me in de maling genomen heeft. Het is immers de eerste april.
De bewering "Vandaag is het 13 april" was gisteren een leugen, en zal het morgen opnieuw zijn.
Januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november en december zijn de twaalf maanden van het jaar.
Veiligheid, verdediging, economie, energie en samenwerking waren enkele van de hoofdthema's die in april werden behandeld tijdens een zitting van de Slovaakse en Tsjechische regeringen.
Johannes-Paulus II was de eerste paus, die zijn Paaszegen ook in Esperanto uitsprak, namelijk op 3 april 1994; de Kerstwens van dat jaar was eveneens in Esperanto. Hij ging daarmee verder in de volgende jaren en zijn opvolger deed dat ook.