Examples of using "Mai" in a sentence and their dutch translations:
Mei komt na april.
Dat was op de eerste mei.
Dat was op de eerste mei.
Ik kom op 23 mei.
Zijn verjaardag is op vijf mei.
Ik kom op 23 mei.
Mijn vader wordt vijfenveertig in mei.
Regent het in mei, dan is april voorbij.
In mei leggen alle vogeltjes een ei.
Als het dondert in mei, is april voorbij.
Het is mei en de jongen zijn nu vier maanden oud.
Of de geruchten nu ernstig waren of niet, in mei verrasten
De internationale werkgroep "Medici voor Esperanto" werd gesticht in mei 2010.
Ik werd op een mooie dag in mei in Mexico geboren.
Polen is sinds 1 mei 2004 lid van de Europese Unie.
Januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november, december.
Ik zal dat werk over een week klaar hebben, dus op 5 mei.
Januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november en december zijn de twaalf maanden van het jaar.