Translation of "Apfelsinen" in Dutch

0.011 sec.

Examples of using "Apfelsinen" in a sentence and their dutch translations:

Magst du Apfelsinen?

Hou jij van sinaasappels?

Mag sie Apfelsinen?

Heeft ze graag appelsienen?

Mag Tom Apfelsinen?

Houdt Tom van sinaasappels?

Ich mag Apfelsinen.

- Ik hou van sinaasappels.
- Ik hou van appelsienen.

- Mag sie Apfelsinen?
- Mag sie Orangen?
- Isst sie gerne Apfelsinen?

Heeft ze graag appelsienen?

Sie mag keine Apfelsinen.

Ze houdt niet van sinaasappels.

Was kosten die Apfelsinen?

Hoeveel kosten de sinaasappels?

Tom mag keine Apfelsinen.

Tom houdt niet van sinaasappels.

Wer hat alle Apfelsinen aufgegessen?

- Wie heeft alle sinaasappels opgegeten?
- Wie heeft alle appelsienen opgegeten?

Diese Apfelsinen sind sehr sauer.

Deze sinaasappels zijn erg zuur.

- Mag sie Apfelsinen?
- Mag sie Orangen?

- Heeft ze graag appelsienen?
- Houdt zij van sinaasappels?

- Mögen Sie Orangen?
- Magst du Apfelsinen?

- Houdt u van sinaasappels?
- Hou jij van sinaasappels?

- Ich mag Orangen.
- Ich mag Apfelsinen.

- Ik hou van sinaasappels.
- Ik hou van appelsienen.

- Mag Tom Orangen?
- Mag Tom Apfelsinen?

Houdt Tom van sinaasappels?

Es liegen einige Apfelsinen auf dem Tisch.

Er liggen wat sinaasappels op tafel.

- Er mag keine Apfelsinen.
- Er mag keine Orangen.

Hij houdt niet van sinaasappels.

- Sie mag Orangen, oder?
- Sie mag Apfelsinen, oder?

Zij houdt van sinaasappels, toch?

- Diese Orangen schmecken köstlich.
- Diese Apfelsinen schmecken köstlich.

Deze sinaasappels smaken heerlijk.

- Sind Orangen immer orange?
- Sind Apfelsinen immer orange?

Zijn sinaasappels altijd oranje?

- Mag sie Apfelsinen?
- Mag sie Orangen?
- Mögen Sie Orangen?

Houdt u van sinaasappels?

- Apfelsinen sind süßer als Zitronen.
- Orangen sind süßer als Zitronen.

Sinaasappels zijn zoeter dan citroenen.

- Orangen wachsen in warmen Ländern.
- Apfelsinen wachsen in warmen Ländern.

Sinaasappels groeien in warme landen.

Es wird viel Obst exportiert, zum Beispiel Apfelsinen, Grapefruits und Zitronen.

Ze exporteren veel fruit, zoals sinaasappels, grapefruits en citroenen.

- Ich habe alle meine Orangen gegessen.
- Ich aß meine Apfelsinen auf.

Ik heb al mijn sinaasappels opgegeten.

- Ich mag lieber Äpfel als Orangen.
- Ich mag lieber Äpfel als Apfelsinen.

Ik hou meer van appels dan van sinaasappels.

Tom mag Apfelsinen und isst in der Woche drei oder vier davon.

Tom houdt van sinaasappels en eet er drie of vier in een week.

- Diese Apfelsinen kosten einen Dollar für zehn Stück.
- Diese Orangen kosten einen Dollar für zehn Stück.

Deze appelsienen kosten een dollar voor tien stuk.