Examples of using "Miroir" in a sentence and their dutch translations:
Maak de spiegel schoon.
Waar is een spiegel?
Kijk in de spiegel.
Bekijk je in de spiegel.
Een spiegel reflecteert licht.
Hang de spiegel aan de muur.
Een gebroken spiegel brengt ongeluk.
De spiegel is erg vies.
Hij kijkt naar hem in de spiegel.
Ze bekijken zichzelf in een spiegel.
Ze zag zichzelf in de spiegel.
Ik kan mijzelf zien in de spiegel.
De ogen zijn de spiegel van de ziel.
Ze staarde naar haar reflectie in de spiegel.
Hij houdt er erg van zich in de spiegel te bekijken.
De zee was spiegelglad.
Hij nam een spiegel en keek naar zijn tong.
Het onderwijs is een spiegel van de ideologie van een natie.
Hij nam een spiegel en keek naar zijn tong.
Er hangt een tweede spiegel naast de deur.
- Breek niet de spiegel.
- Breek geen spiegel.