Examples of using "Johnson" in a sentence and their dutch translations:
- De kamer van mijnheer Johnson was een grote.
- De kamer van mijnheer Johnson was ruim.
Wat is de voornaam van mijnheer Johnson?
Dr. Johnson is professor aan de universiteit.
De heer Johnson, voorzitter van de club, zal spoedig komen.
Mr Johnson is als het ware een wandelend woordenboek.
Meneer Johnson is ouder dan ik dacht.
Nixon had de Vietnamoorlog van president Johnson geërfd