Examples of using "âgé" in a sentence and their dutch translations:
Tom is bejaard.
Tom is ouder.
Hij stierf op hoge leeftijd.
Tom is ouder dan ik.
Tom is ouder dan Mary.
Hij is veel ouder dan Ken.
Tom is niet zo oud als ik.
Tom is zoveel ouder dan ik.
Hij is twee keer zo oud als ik.
Mijn neef is iets ouder dan ik.
Tom is wat ouder dan ik toch?
Hij is twee jaar ouder dan ik.
Meneer Johnson is ouder dan ik dacht.
Ik denk dat Tom wel eens ouder dan ik zou kunnen zijn.
Ik ben 25 jaar oud.
Tom is ouder dan ik.
Tom is ouder dan Mary.
Zijn oudere zuster is ouder dan mijn oudste broer.
Tom is de oudste.
Ik heb een zoon van tien jaar.
en speelde op straat met een vriend die een paar jaar ouder was.
Tom is een beetje ouder dan Maria.
- Hij is 3 jaar ouder dan zij.
- Hij is drie jaar ouder dan zij.
Jij bent ouder dan Tom.
Mijn lerares Frans is even oud als ik.
Hij is twee jaar ouder dan ik.
- Hij is 3 jaar ouder dan zij.
- Hij is drie jaar ouder dan zij.
- Hij is drie jaar ouder dan zij is.
Zijn oudere zuster is ouder dan mijn oudste broer.
Je bent oud genoeg om beter te weten dan je zo te gedragen.
Ik ben te oud voor Tom.
Jij bent ouder dan Tom.
Ik ben ouder dan jij.
Ik wil naar een aantal andere landen reizen als ik ouder ben en Amerika staat zeker op de lijst.