Translation of "Foi" in Dutch

0.005 sec.

Examples of using "Foi" in a sentence and their dutch translations:

Gardez toujours la foi.

Blijf geloven.

La foi fait des miracles !

Geloof doet wonderen!

- Vous avez restauré ma foi en l'humanité.
- Ils ont restauré ma foi en l'humanité.
- Elles ont restauré ma foi en l'humanité.
- Vous avez fait renaître ma foi en l'humanité.

- U hebt mijn vertrouwen in de mensheid hersteld.
- Ze hebben mijn vertrouwen in de mensheid hersteld.

- Ma foi oui !
- Je crois bien !

Ik geloof het wel!

La foi est une certitude sans preuves.

Geloof is een zekerheid zonder bewijs.

Rien n'est impossible quand on a la foi.

Niets is onmogelijk als je maar gelooft.

Les enfants ont d'habitude foi en leurs parents.

Normaal gesproken vertrouwen kinderen hun ouders.

J'entends parfaitement le message ; c'est de foi que je manque.

Ik hoor het wel maar ik geloof het niet.

Existe-t-il de nombreux dieux ? - Cela dépend de votre foi.

Bestaan er veel goden? - Dat hangt af van uw geloof.

- Je ne le crois pas.
- Je n'y crois pas.
- Je n'y accorde pas foi.

Ik geloof het niet!

- La foi est la mort de l'intelligence.
- La croyance est la mort de l'intelligence.

Geloof is de dood van de intelligentie.

La foi c'est entamer la première marche, même lorsqu'on ne voit pas la totalité de l'escalier.

Vertrouwen is het nemen van de eerste stap, zelfs als je niet de hele trap kunt zien.

Si vous aviez de la foi comme un grain de moutarde, rien ne vous serait impossible.

Indien gij een geloof hadt als een mosterdzaadje, niets zou u onmogelijk zijn.

Mais sa foi aveugle en l'empereur n'a pas survécu à la Russie… désormais, il ne se battra

Maar zijn blinde vertrouwen in de keizer overleefde Rusland niet ... voortaan zou hij