Examples of using "Content" in a sentence and their dutch translations:
Tom is gelukkig.
Tom leek tevreden.
Ik ben heel tevreden!
Ben je tevreden?
Ik ben tevreden met mijn werk.
Ik was blij je succes te vernemen.
Het nieuws maakte hem blij.
Hij was tevreden met het speeltje.
Is iedereen gelukkig?
Wees blij!
- Het is kapot. Ben je nu blij?
- Het is kapot. Zijn jullie nu blij?
- Het is kapot. Bent u nu blij?
Ik ben blij je te zien.
George is arm maar altijd tevreden.
Ben je tevreden?
Ik ben tevreden met mijn werk.
Ik ben blij je weer te zien.
Tom is verre van tevreden.
Daar ben ik blij mee.
- Het verheugt me je terug te zien.
- Het doet me plezier je weer te zien.
Ik ben heel tevreden over je.
Hij was tevreden met zijn nieuwe auto.
Ik ben blij dat alles voorbij is.
Ik ben blij dat Tom hier is.
Ik ben blij dat je me uitgenodigd hebt.
Ik ben erg tevreden met je resultaten.
Mijn vader was blij met het resultaat.
- Ik ben blij dat ik uw werk niet heb.
- Ik ben blij dat ik jouw werk niet heb.
Ik ben heel tevreden over je.
- Het doet mij plezier dat ge terug zijt.
- Het verheugt me je terug te zien.
Ik ben niet blij met deze situatie.
Ik ben dankbaar dat er vakanties zijn.
Als hij erachter komt, zal hij niet blij zijn.
Ik ben blij dat dat je gelukkig maakt.
Ik was heel blij mijn oude vriend terug te zien.
Wees blij!
- Ik ben zo blij dat je hier bent.
- Ik ben zo blij dat u hier bent.
- Ik ben zo blij dat jullie hier zijn.
Ik ben zeer tevreden.
Tom zal niet blij zijn om mij te zien.
Tom is blij.
Ik ben blij dat het geregeld is.
Ik ben blij dat ik jouw werk niet heb.
Ik ben blij dat ik uw werk niet heb.
Ik ben blij dat ik u de vorige week kon helpen.
Ik ben daar gelukkig mee.
Ik ben heel blij dat ik daar niet was.
Iedereen is gelukkig.
Tom ziet er erg gelukkig uit.
Ik ben er niet blij mee.
Ben je niet blij dat Tom hier niet is?
- Ik ben blij u weer te zien.
- Ik ben blij je weer te zien.
- Ik ben blij jullie weer te zien.
- Ik ben blij om je weer te zien.
Ik ben blij je eindelijk gelukkig te zien.
Ik ben niet tevreden met wat ge gedaan hebt.
- Ik ben heel blij dat ge volgende maand Tokio zult bezoeken.
- Ik ben erg blij dat je volgende maand Tokio gaat bezoeken.
Ik ben blij haar te zien.
Hij is blij met de vorderingen die hij de laatste tijd gemaakt heeft.
Ik ben blij u weer te zien.
Gelukkig is hij die tevreden is.
Ik ben heel tevreden over je.
Ik ben blij, want vanaf vandaag, hebben we tot september geen school.
Ik ben gelukkig, want ik leer wat Nederlands.
- Ben je blij?
- Ben je gelukkig?
- Zijn jullie gelukkig?
- Bent u gelukkig?
- Bent u blij?
- Zijn jullie blij?
- Ik ben blij dat dat je gelukkig maakt.
- Ik ben blij dat dat jullie gelukkig maakt.
Ik ben erg tevreden met je resultaten.
Het is heel prettig om je weer te zien.
Ik ben al tevreden als hij maar een klein beetje wijzer is geworden.
- Ik ben heel tevreden dat de school gedaan is.
- Ik ben erg blij dat school is afgelopen.
Ik ben gelukkig genoeg.
- Ik ben altijd blij.
- Ik ben altijd gelukkig.
Ik ben niet blij met deze situatie.
Ik ben blij dat dat je gelukkig maakt.
- Ik ben blij u weer te zien.
- Ik ben blij je weer te zien.
- Ik ben blij jullie weer te zien.
- Het verheugt me je terug te zien.
- Het doet me plezier je weer te zien.
Hij is absoluut niet gelukkig.
Ik was heel blij mijn oude vriend terug te zien.
- Ik ben blij u weer te zien.
- Ik ben blij je weer te zien.
- Ik ben blij jullie weer te zien.
- Het verheugt me je terug te zien.
- Het doet me plezier je weer te zien.
Ik ben heel blij je te zien.
Je ziet er voldaan uit.
Je moet niet alles geloven wat de mensen je vertellen.
Ik ben heel blij je te zien.
Ik ben gelukkig, want ik leer wat Nederlands.