Examples of using "Connaissent" in a sentence and their dutch translations:
Ze kennen ons.
Zij kennen Tom.
Iedereen kent hem.
Ze kennen me.
De moeilijkheden zijn hun bekend.
De twee vrouwen kennen elkaar.
- Wie hem kent, vindt hem aardig.
- Iedereen die hem kent vindt hem leuk.
Tom en Maria kennen de waarheid.
Mijn ouders kennen mijn vriendin.
Enkelen onder u kennen mij al.
terwijl ze me niet eens kennen.
De meeste jongens weten hoe hij heet.
Zelfs een klein kind kent zijn naam.
- Zij kennen elkaar niet zo goed.
- Ze kennen elkaar niet erg goed.
Ze weten hoe belangrijk het is om de aarde te beschermen.
Veel Europeanen kennen het moderne Japan niet.
Mensen zijn zich niet bewust van hun echte sterkte.
zijn nooit teleurgesteld na een mislukking.
De moeilijkheden zijn hun bekend.
Alleen wie ongeluk kent, weet geluk te waarderen.
Mensen kennen hun eigen rechten niet. En zelfs als men ze kent trachten ze ze niet te beschermen.
Ze sluiten zich bij elk gesprek aan, of ze nu de woorden kennen of niet,
Heel veel mensen kennen hem.
Zij die niets anders kennen dan het platteland begrijpen het platteland niet, en zij die nooit een voet buiten de stad hebben gezet begrijpen de stad niet.