Translation of "Boulanger" in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "Boulanger" in a sentence and their dutch translations:

Je suis boulanger.

Ik ben een bakker.

- Le boulanger est un bon homme.
- Le boulanger est un homme bon.

De bakker is een goede mens.

Le boulanger est un bon homme.

De bakker is een goede mens.

- Je suis boulanger.
- Je suis boulangère.

Ik ben een bakker.

J'ai acheté un pain chez le boulanger.

- Ik heb een brood gekocht bij de bakker.
- Ik kocht bij de bakker een brood.

C'est le boulanger qui vend le pain.

De bakker is degene die het brood verkoopt.

Ce boulanger utilise uniquement du levain naturel.

Deze bakker gebruikt alleen natuurlijke zuurdesem.