Examples of using "Boulanger" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben een bakker.
De bakker is een goede mens.
De bakker is een goede mens.
Ik ben een bakker.
- Ik heb een brood gekocht bij de bakker.
- Ik kocht bij de bakker een brood.
De bakker is degene die het brood verkoopt.
Deze bakker gebruikt alleen natuurlijke zuurdesem.