Translation of "Vacation" in Dutch

- She's away on vacation.
- She's on vacation.

Zij is op vakantie.

- I need a vacation!
- I need a vacation.

- Ik heb vakantie nodig.
- Ik ben aan vakantie toe.

- Soon there will be summer vacation.
- It'll be summer vacation pretty soon.
- It'll be summer vacation soon.

Het is bijna zomervakantie.

How was your vacation?

Hoe was je vakantie?

I've been on vacation.

Ik ben op vakantie geweest.

I'm back from vacation.

Ik ben terug van vakantie.

I need a vacation!

Ik ben aan vakantie toe.

I was on vacation.

Ik was op vakantie.

- I need a vacation!
- I need a holiday.
- I need a vacation.

Ik ben aan vakantie toe.

- Enjoy your holidays.
- Enjoy your vacation.
- I hope you enjoy your vacation.

Prettige vakantie!

I'm on a paid vacation.

Ik heb betaald verlof.

Have a nice summer vacation.

Een prettige zomervakantie!

The summer vacation is over.

De zomervakantie is voorbij.

It'll be summer vacation soon.

Het is bijna zomervakantie.

You desperately need a vacation.

Je hebt dringend vakantie nodig.

Let's enjoy the long vacation.

Laten we genieten van de lange vakantie!

The students are on vacation.

De studenten zijn met vakantie.

The vacation is over now.

De vakantie is nu voorbij.

Maybe you need a vacation.

- Misschien ben je toe aan vakantie.
- Misschien zijn jullie toe aan vakantie.

Sami is on summer vacation.

Sami is op zomervakantie.

What's your favorite vacation place?

Wat is je meest geliefde vakantiebestemming?

I've already started my vacation.

Ik ben al met mijn vakantie begonnen.

- You are in desperate need of a vacation.
- You desperately need a vacation.

Je hebt dringend vakantie nodig.

- When are you going on summer vacation?
- When does your summer vacation start?

Wanneer begint je zomervakantie?

How did you spend your vacation?

Hoe heb jij je vakantie doorgebracht?

Where are you going on vacation?

Waar ga je heen op vakantie?

I had a good summer vacation.

Ik had een goede zomervakantie.

Exams are right after summer vacation.

Examens zijn meteen na de zomervakantie.

When does your summer vacation start?

Wanneer begint je zomervakantie?

Have you ever taken a vacation?

Heb je al eens vakantie genomen?

Where did you go for vacation?

Waar ben je met vakantie geweest?

- Enjoy your holidays.
- Enjoy your vacation.

Geniet van je vakantie.

When does your winter vacation begin?

Wanneer begint je wintervakantie?

I guess Tom is on vacation.

Ik veronderstel dat Tom met verlof is.

- I'm on vacation.
- I'm on holiday.

Ik ga op vakantie.

How long is your Christmas vacation?

- Hoe lang is je kerstvakantie?
- Hoe lang is uw kerstvakantie?

Where are you going this vacation?

Waar gaan jullie naartoe deze vakantie?

- I am looking forward to the summer vacation.
- I'm looking forward to the summer vacation.

Ik kijk uit naar de zomervakantie.

'Wait, why can't I afford a vacation?

'Wacht! Waarom kan ik niet op vakantie?

The vacation is close to an end.

De vakantie is bijna om.

I look forward to the summer vacation.

Ik kijk uit naar de zomervakantie.

I'll be taking a vacation next month.

Ik neem vakantie volgende maand.

We have exams right after summer vacation.

We hebben examens, meteen na de zomervakantie.

I spent my vacation at the beach.

Ik heb mijn vakantie aan het strand doorgebracht.

I work even though I'm on vacation.

Ik werk ook al ben ik op vakantie.

Where are you going for Christmas vacation?

- Waar ga je heen voor de kerstvakantie?
- Waar gaat u heen voor de kerstvakantie?
- Waar gaan jullie heen voor de kerstvakantie?

Sami was on vacation with his family.

Sami was op vakantie met zijn familie.

Starting this week, I'm finally on vacation.

Ik heb vanaf deze week eindelijk vakantie.

Do you go sometimes abroad for vacation?

Ga je soms naar het buitenland op vakantie?

- I am going to work during the spring vacation.
- I'm going to work during the spring vacation.

Ik ga werken tijdens de krokusvakantie.

If you don't take a vacation, you'll collapse.

Als je geen vakantie neemt dan ga je eronderdoor.

Do you have a Christmas vacation in Japan?

- Heb je een kerstvakantie in Japan?
- Hebt u een kerstvakantie in Japan?
- Hebben jullie een kerstvakantie in Japan?

- I'm taking a vacation.
- I'm going on holiday.

Ik ga op vakantie.

- I need a vacation!
- I need a holiday.

Ik heb een vakantie nodig.

I swam a lot during this summer vacation.

Ik heb veel gezwommen tijdens deze zomervakantie.

I think we're going on vacation in June.

Ik denk dat we in juni op vakantie gaan.

- How was your vacation?
- How was your holiday?

Hoe was je vakantie?

Today is the last day of our vacation.

Vandaag is de laatste dag van onze vakantie.

The Christmas vacation was over all too soon.

De kerstvakantie was maar al te snel voorbij.

I can't wait to hear about your vacation.

Ik kan niet wachten om over je vakantie te horen.

- I'm looking forward to the summer vacation.
- I'm looking forward to summer vacation.
- I'm looking forward to the summer break.

Ik kijk uit naar de zomervakantie.

I spent the summer vacation at my aunt's house.

Ik heb de zomervakantie bij mijn tante doorgebracht.

What Tom really wanted was a two-week vacation.

Wat Tom werkelijk wilde was twee weken vakantie.

School will soon break up for the summer vacation.

De school zal binnenkort sluiten voor de zomervakantie.

- Enjoy your holidays.
- Have a nice vacation.
- Happy holidays.

Fijne vakantie.

Tom wanted to lose five pounds before summer vacation.

Tom wou voor de zomervakantie nog vijf pond afnemen.

I want to go to France for my vacation.

Tijdens de vakantie zal ik naar Frankrijk gaan.

I was away from home all through the summer vacation.

Ik ben heel de zomervakantie van huis weg geweest.