Translation of "Used" in Dutch

0.023 sec.

Examples of using "Used" in a sentence and their dutch translations:

Tom used to be a used car salesman.

Vroeger was Tom een tweedehands autoverkoper.

Tenzing used to...

Tenzing deed vaak…

Tom used Mary.

Tom gebruikte Mary.

I used it.

Ik heb het gebruikt.

- I used to drink beer.
- He used to drink beer.
- She used to drink beer.

- Ze was gewoon bier te drinken.
- Hij was gewoon bier te drinken.
- Ik was gewend om bier te drinken.
- Ik dronk gewoonlijk bier.

She used her words.

Ze gebruikte haar woorden.

Tom used a toothpick.

Tom gebruikte een tandenstoker.

I'm used to it.

Ik ben eraan gewend.

What's this used for?

Waarvoor wordt dit gebruikt?

They used that table.

Ze hebben die tafel gebruikt.

Maria used this table.

Maria heeft deze tafel gebruikt.

Tom used to smoke.

Tom rookte vroeger.

You used to draw.

Je tekende.

I used to smoke.

Ik rookte vroeger.

They used this table.

Zij gebruikten deze tafel.

He used the dictionary.

Hij gebruikte het woordenboek.

Tom used the dictionary.

Tom gebruikte het woordenboek.

Tom used Mary's phone.

Tom gebruikte Maria's telefoon.

- What is this thing used for?
- What's this thing used for?

- Waarvoor dient dit?
- Waarvoor wordt dit gebruikt?

- Tom bought a used car.
- Tom bought himself a used car.

Tom heeft een tweedehandswagen gekocht.

I'm used to it, and you'll get used to it, too.

Ik ben eraan gewend en je zult er ook aan wennen.

- I'm used to it.
- I'm used to that.
- I'm accustomed to this.

Ik ben eraan gewend.

- We used to work for them.
- We used to work for her.

We werkten voor hen.

- I am used to living alone.
- I've gotten used to living alone.

Ik ben het gewend om alleen te wonen.

I used to drink beer.

- Ik was gewend om bier te drinken.
- Ik dronk gewoonlijk bier.

I'm getting used to it.

Ik word eraan gewoon.

She used to play basketball.

Ze heeft vroeger basketbal gespeeld.

I'm used to the noise.

- Ik ben gewend aan het lawaai.
- Ik ben het lawaai gewend.

She used to be diligent.

Ze was altijd ijverig.

John used to sell books.

John verkocht vroeger boeken.

Tom used to be rich.

Tom was ooit rijk.

Tom used to be healthy.

Tom was eens gezond.

Tom used to be aggressive.

Tom was agressief.

Soldiers are used to danger.

Soldaten zijn aan gevaar gewend.

She used to drink beer.

- Ze was gewoon bier te drinken.
- Zij was gewend om bier te drinken.

Tom used to write songs.

Tom schreef vroeger liedjes.

Tom is used to winning.

Tom is het gewend om te winnen.

We used to be neighbours.

We waren ooit buren.

Gasoline is used for fuel.

Benzine wordt gebruikt als brandstof.

He used to drink beer.

Hij was gewoon bier te drinken.

I used to be shy.

Ik was verlegen.

Mary used to be spoiled.

Maria was verwend.

Tom used to despise Mary.

Tom verachtte Mary vroeger.

I used to play golf.

Ik speelde golf.

I used to love her.

Ik hield van haar.

You get used to it.

- Je went er wel aan.
- Je raakt eraan gewend.

- I am used to driving a truck.
- I'm used to driving a truck.

Ik ben eraan gewend om een vrachtwagen te besturen.

- I'm used to getting up early.
- I am used to getting up early.

Ik ben het gewend om vroeg op te staan.

- I used to live close to Tom.
- I used to live near Tom.

Ik woonde vroeger in de buurt van Tom.

- I have not used my time wisely.
- I haven't used my time wisely.

- Ik heb mijn tijd niet zo slim besteed.
- Ik heb mijn tijd onhandig besteed.

And he used extremely simple words

Hij gebruikte extreem simpele taal...

I used when I took office.

...als toen ik aantrad.

In that time, we normally used

In die tijd gebruikten we...

Certain poisons, properly used, are useful.

Sommige gifstoffen zijn nuttig, als ze juist gebruikt worden.

She is used to living alone.

Zij is eraan gewend alleen te leven.

English is used by many people.

Het Engels wordt door veel mensen gebruikt.

Iceland used to belong to Denmark.

IJsland behoorde vroeger toe aan Denemarken.

Japanese currency is widely used here.

Op deze plek wordt Japanse valuta uitgebreid gebruikt.

Tom used up all his bullets.

Tom heeft al zijn kogels verbruikt.

I'm used to working all night.

Ik ben het gewend om de hele nacht door te werken.

Tom used to be our handyman.

Tom was onze klusjesman.

I used to play the trombone.

Ik was gewoon van trombone te spelen.

Bob got used to hard work.

Bob raakte aan zwaar werk gewend.

This is what we’re used to.

Dat is wat we gewend zijn.

He used to get up early.

Hij stond gewoonlijk vroeg op.

She used to be a teacher.

- Ze stond voor de klas.
- Ze was docent.

She used margarine instead of butter.

Ze gebruikte margarine in plaats van boter.