Examples of using "Drink" in a sentence and their dutch translations:
Drink!
Drink.
Drink melk!
Drink het op!
Ze drinken cola.
Eet en drink.
Drink je melk.
Laten we drinken.
Drink dit!
Drink water.
Ik drink.
Drink iets.
Drink koffie.
Drink melk!
Drink thee.
Drink je melk op.
Drink meer water.
Wil je wat drinken?
Drinkt u alcohol?
Mag ik alcohol drinken?
Ik kan geen koffie drinken.
Ik dronk haar bier.
Ik drink veel.
Drink koffie.
- Wilt u iets drinken?
- Willen jullie iets drinken?
- Wil je iets drinken?
- Wil je wat drinken?
- Wil jij iets drinken?
Ik zou graag iets te drinken hebben.
Eet en drink.
- U drinkt thee.
- Jij drinkt thee.
Drink alsjeblieft thee.
Ik drink nooit.
Drink dat niet!
Ik drink koffie.
Ik zuip niet.
Drink meer water.
Waar is uw drankje?
Drink niets.
Drink wat thee.
Hier, drink dit op!
Wij drinken alles.
Drink het medicijn op.
- Drink je melk.
- Drink uw melk.
- Drink jullie melk.
Ik drink melk.
Olifanten drinken water.
Drink dit sap!
We drinken water.
Vogels drinken water.
Drink het op!
Ze drinken melk.
Ik drink bier.
Zij drinken koffie.
Drink wat water.
Tom is niet aan de drank.
Ik drink alcohol.
Ik drink water.
Drink je?
Ik drink wijn.
Wat te drinken?