Examples of using "Singing" in a sentence and their dutch translations:
Iemand zingt.
Ik zing.
- Tom zingt.
- Tom is aan het zingen.
- Hij bleef zingen.
- Hij ging door met zingen.
Hij ging door met zingen.
- Ik zing verder.
- Ik zing door.
Begin met zingen.
Blijf zingen.
Stop met zingen.
Wie zingt er?
Tom zingt.
Ik bleef verder zingen.
Ik zing.
- Hij zingt graag.
- Hij houdt van zingen.
- Hij is dol op zingen.
Hij zingt graag.
- Cicades zingen.
- Cicades zijn aan het zingen.
Hij begon te zingen.
Hij ging door met zingen.
Maria zong.
Jij zingt altijd.
Tom begon te zingen.
Ik zong.
- Ze houdt van zingen.
- Ze is dol op zingen.
Hij houdt van zingen.
Zingt Tom?
Iedereen zingt.
We zingen.
Hij zong.
Hij zingt graag.
- Hij zingt graag.
- Hij houdt van zingen.
Kun je alstublieft ophouden met zingen?
We zongen om beurten
Zing je graag?
Ze zongen graag liedjes.
De vogels zingen.
Zingen is haar ding.
Ik heb zin om te zingen.
Ze heeft ons leren zingen.
- Waarom zing je?
- Waarom zingt u?
- Waarom zingen jullie?
- Hij bleef zingen.
- Hij ging door met zingen.
Ik hoorde haar zingen.
Hij ging door met zingen.
Zingen is hun ding.
Vier mannen zingen.
Tom hoorde Maria zingen.
Zingen is zijn ding.
Tom leerde ons zingen.
Ik ben met mijn kinderen aan het zingen.
- Zingen is zijn sterkste punt.
- Zingen is haar sterkste punt.
Wat zingt ze mooi!
Hij kan goed zingen.
Kun je alstublieft ophouden met zingen?
Ik zong.
Het jonge meisje is aan het zingen.
De vogels zingen buiten.
Kun je dit liedje horen?
Ze stopte met het lied te zingen.
Tom zingt.
Tom kon Mary horen zingen.
Wie zingt er nu met Tom?
- Ik hou van zingen in het Frans.
- Ik vind zingen in het Frans leuk.
- Tom en Mary zongen.
- Tom en Mary waren aan het zingen.
- Tom en Mary zongen niet.
- Tom en Mary waren niet aan het zingen.