Examples of using "Shook" in a sentence and their dutch translations:
Iedereen schudde elkaars hand.
Hij schudde met zijn hoofd.
Ze schudde mijn hand.
Ik heb Jane een hand gegeven.
De aardbeving schudde het huis.
De gebouwen schudden tijdens de aardbeving.
Hij schudde de hand van de beroemde zanger.
Hij schudde zijn hoofd heen en weer.
Ze schudden hun hoofden en keken weg.
Hij ging naar haar toe en ze schudden elkaar de hand.
Tom liep naar Maria toe en schudde haar hand.
Ze schudde het tapijt om het stof eruit te krijgen.
Hij draaide de fles ondersteboven en schudde hem, maar toch kwam de honing er niet uit.
"Ik ben je niet vergeten," zei hij, terwijl hij zijn hoofd schudde.