Examples of using "Property" in a sentence and their dutch translations:
Eigendom is diefstal.
Ik ben de eigenaar.
Zij verloren hun bezit.
Slaven werden als eigendom beschouwd.
Esperanto is niemands eigendom.
- We erkennen je recht op dit eigendom.
- We erkennen je recht op dit onroerend goed.
Hij heeft heel wat bezittingen.
U heeft het wettelijk recht niet om beslag te nemen op mijn eigendommen.
Hij besloot zijn eigendom te verhuren aan deze maatschappij.
Ieren migreerden naar Amerika om land te bezitten.