Examples of using "Long" in a sentence and their dutch translations:
Dit is te lang.
Het duurde erg, erg lang.
Het leven is een lange, lange weg.
Lange reis?
Een lange dag?
Hoe lang?
- Haar haar is lang.
- Zij heeft lang haar.
Lang niet gezien.
Lang leve de koning!
- Lang niet gezien.
- Lang niet gesproken!
Hij heeft lange benen.
Tom heeft lang haar.
Lang niet gezien.
Zijn haar is lang.
De weg is lang.
Zijn benen zijn lang.
Maria heeft lang haar.
Het kan niet lang duren.
Hoelang duurt dit?
Kom snel terug.
Het is al lang geleden.
Het is te lang.
Lang leve Maria!
Nogal ver als je slechts drie centimeter bent.
Zij heeft lang haar.
Een konijn heeft lange oren.
Het is te lang geleden.
Lang leve de koningin!
- Hoelang geleden was dat?
- Hoe lang geleden was dit?
Het was een lange brief.
Het was een lange nacht.
- Dat is lang geleden gebeurd.
- Het gebeurde lang geleden.
- Haar haar is lang.
- Zij heeft lang haar.
Deze broek is te lang.
Lang niet gesproken!
Of hoelang.
Lang leve de koningin!
Koningen hebben lange armen.
- Hij heeft lange benen.
- Zijn benen zijn lang.
Vogels vliegen lange afstanden.
Hij had lang haar.
Hij kan niet lang blijven.
Hij blijft nooit lang.
Zijn haar is lang.
- Tot ziens!
- Vaarwel.
- Tot kijk.
- Tot weerziens!
Leve de keizer!
De rivier is lang.
Ze blijft nooit lang.
Wat een lange komkommer.
Het is te lang geleden.
Toms haar is lang.
Maria heeft lang haar.
Eeuwig duurt het langst.
Wat een lange komkommer!
Konijnen hebben lange oren.
Hij heeft lang haar.
Ze heeft lange vlechten.
Tom zal niet lang wachten.
- Tot ziens!
- Tot kijk.
- Tot ziens.
- Doei.
- Ciao.
Dat neemt nauwelijks tijd in beslag.
Het duurde niet lang.
- Kan je lang blijven?
- Kunt u lang blijven?
- Kunnen jullie lang blijven?
We hebben lang genoeg geoefend.
Zijn benen zijn lang.
Ik heb lang haar.
Hoe groot?