Examples of using "Impatient" in a sentence and their dutch translations:
Je bent ongeduldig.
We zijn ongeduldig.
Ik ben ongeduldig.
We waren ongeduldig.
Tom is ongeduldig.
- Jullie zijn zo ongeduldig.
- U bent zo ongeduldig.
- Je bent zo ongeduldig.
Tom werd ongeduldig.
Je bent zo ongeduldig.
Tom werd ongeduldig.
Hij werd ongeduldig.
Ik kan niet wachten.
Tom is ongeduldig, niet?
Je hebt zo weinig geduld met me.
- Papa is ongeduldig vandaag.
- Papa is vandaag ongeduldig.
Hij is ongeduldig om jou te zien.
Hij kan niet wachten om er te zijn.
Hij was ongeduldig om zijn zoon te zien.
De studenten wachten met ongeduld op de zomervakantie.
Een ongeduldige bestuurder stak de kruising over zonder acht te geven aan het rode stoplicht.
"En?" vroeg de ongeduldige verkoopster toen Dima het gesprek beƫindigd had. "Is alles nu in orde?"