Examples of using "Getting" in a sentence and their dutch translations:
- Hij wordt ouder.
- Hij wordt oud.
Ik word ouder.
Het wordt donker.
- Hij wordt ouder.
- Hij wordt oud.
Hij zal weldra trouwen.
Ik krijg heimwee.
Het wordt donker.
Het begint belachelijk te worden.
Het wordt koud.
Het wordt kouder.
Het wordt sterker.
We worden dik.
- Het begint laat te worden.
- Het wordt laat.
Zij maakt zich klaar.
Ik word wagenziek.
Ik word moe.
Het wordt bewolkt.
- Ik begin dorst te krijgen.
- Ik krijg dorst.
Hij wordt volwassen.
We worden moe.
We worden slordig.
We begrijpen het.
Het wordt erger.
We worden sterker.
We worden oud.
Ik word nat.
Ik word boos.
Ik ga trouwen.
Ik heb een snor aan.
Het wordt donker buiten.
Wat probeer je te zeggen?
- Ik ga me daar niet in mengen.
- Ik ga daar niet in betrokken raken.
Het wordt kouder.
Het weer wordt steeds warmer.
Je friet wordt koud.
Tom wordt langzaam beter.
Ik wordt flink gesneden.
Het wordt nu echt donkerder.
Het wordt nu echt donkerder.
Het wordt donker.
Het wordt laat.
Vrij moerassig, hier.
Het werd donker.
Stap je af?
Is Tom beter aan het worden?
Krijgen we pizza?
Hij werd oud.
Ze wordt steeds mooier.
Tom wordt dik.
Hij zal weldra trouwen.
Dit begint vermoeiend te worden.
Het wordt geleidelijk kouder.
- Dat snap ik niet.
- Ik snap het niet.
- Het begint laat te worden.
- Het wordt al laat.
Tom krijgt water.
Tom werd ongeduldig.
Het wordt erger.
Je snapt het niet.
- Ik krijg best wel dorst.
- Ik begin best wel dorst te krijgen.
Ze gaat door.
Mijn zus gaat trouwen.
- Hij wordt ouder.
- Hij wordt oud.
Ik ben me nog aan het aankleden.
Hij werd ongeduldig.
- Het wordt al donker.
- Het wordt nu al donker.
Tom gaat niet trouwen.
Tom gaat scheiden.
- Sami raakte overweldigd.
- Sami raakte overdonderd.
Tom wordt slaperig.
De toestand is aan het verslechteren.