Examples of using "Hello" in a sentence and their dutch translations:
- Hallo.
- Hoi.
- Dag!
- Hallo!
- Hi!
- Hé!
- Hai!
- Goedendag!
- Hallo.
- Hallo!
- Hallo allemaal!
- Hallo, iedereen!
- Nogmaals hallo.
- Hallo, alweer.
- Hé stuk!
- Hallo schoonheid!
- Hallo, Lisa!
- Dag, Lisa!
- Hoi, Lisa!
- Hallo.
- Hoi.
- Dag!
- Hallo!
- Hé!
- Hai!
- Groeten!
- Goedendag.
Hallo.
Hallo?
Hallo.
- Hallo.
- Hoi.
- Hallo!
Hallo, iedereen!
- Hallo.
- Hoi.
- Dag.
- Hallo!
- Hallo allemaal!
- Hallo, iedereen!
- Hallo, Tom.
- Hallo, Tom!
- Hallo.
- Goedemorgen!
- Hoi.
- Hallo!
- Goedendag!
(Publiek) Hallo.
Hallo, Namaskar!
Hallo Khumbu.
Hallo wereld.
Hallo Gombe.
Hallo piramiden.
Hallo Venetië!
Hallo wereld!
Hallo wereld!
Hallo.
- Goedemorgen juffrouw!
- Hallo jongedame!
- Hallo allemaal!
- Hallo, iedereen!
Dag mevrouw.
Zeg hallo.
Hallo, dokter!
- Hoi.
- Hé!
- Hai!
- Hoi, opa.
- Hallo, opa.
Hallo papa!
- Hé stuk!
- Hallo schoonheid!
Hoi, schatje.
- Goedemorgen dames.
- Goedemorgen, dames.
Hallo, Chicago!
Hallo, meisjes!
Hallo, Hanako.
Hallo, Tom!
Hallo, jongens!
- Hallo allemaal!
- Hallo, iedereen!
Hallo, Tom.
Goedendag, professor!
Hallo ouder!
Hé stuk!
Hallo, Maria.
Hallo, alweer.
Hallo, pater.
Hallo, vreemdeling.
Hoi, Lisa!
Goedendag, schat.
Hallo, ik ben Nancy.
- Hoi allemaal.
- Hallo, iedereen.
- Hallo allemaal!
- Hallo, iedereen!
Kom je hoi zeggen?