Examples of using "Beautiful" in a sentence and their dutch translations:
Het is mooi.
Het is mooi.
Zij is mooi.
- Ge zijt mooi.
- Jij bent mooi.
- Jullie zijn mooi.
- Je bent mooi.
Zij is mooi.
Ik ben mooi.
- Mooie dag.
- Prachtige dag.
Wat mooi!
Het is mooi.
Mooi begin.
- Hé stuk!
- Hallo schoonheid!
Wat een prachtige vogel!
- Zo mooi!
- Zo prachtig!
- Zij is zeer mooi.
- Ze is erg knap.
Zij is mooi.
Jullie zijn mooi.
Je bent heel mooi.
Dat kasteel is mooi.
Een mooie dag, niet?
Wat een mooi uitzicht!
Wat een prachtige stad!
Het is een mooie dag.
Het kasteel is mooi.
Dat slot is mooi.
Zij is mooi.
Je hebt mooie ogen.
Dat is mooi, en dit is ook mooi.
Het is zo mooi.
Prachtig.
Prachtig, koel water.
- Het is mooi weer.
- Het is mooi weer buiten.
- Het leven is mooi.
- Het leven is prachtig!
Je bent heel mooi.
Laurie is mooi.
Maria is mooi.
Dat is zo mooi.
Vrouwen zijn mooi.
Ik ben mooi.
Deze zijn prachtig.
Sterren zijn mooi.
- Zij is zeer mooi.
- Ze is erg knap.
- Zij is knap.
- Geen van beide is mooi.
- Geen van beiden is mooi.
Amerika is prachtig.
Was dat niet mooi?
Een prachtig uitzicht.
- Je ziet er prachtig uit.
- U ziet er prachtig uit.
- Jullie zien er prachtig uit.
Wat een mooie bloemen!
Tom is knap.
Duitsland is mooi.
Californië is prachtig.
Het jodendom is mooi.
Is ze mooi?
Je bent een mooie vrouw.
- Het is een prachtig land.
- Dit is een mooi land.
Het is een mooie taal.
John zei: "Dat is een mooie melodie."
Ik ben mooi.
- Je bent heel mooi.
- Je bent erg knap.