Examples of using "Fun" in a sentence and their dutch translations:
Wat leuk!
Veel plezier!
- Graag.
- Met genoegen.
Dat is leuk.
Dat zou leuk zijn.
Tuinieren is leuk.
Feestjes zijn leuk.
Vissen is leuk.
Dat zou leuk zijn.
Dat was leuk.
Het leven is leuk.
Het is leuk geweest.
Dansen is leuk.
Tom is leuk.
- We hadden plezier.
- We hadden lol.
Wetenschap is leuk.
Dat klinkt leuk.
Wiskunde is leuk.
Skiën is leuk.
Vandaag was het plezant.
Het rijden is leuk.
Surfen is leuk.
Windsurfen is leuk.
Maria had plezier.
Delen brengt vreugde.
Bakken is leuk.
Vertalen is leuk.
Wat is er hier voor leuks?
Het is leuk om te verliezen.
Was het leuk?
Tennissen is leuk.
Het is leuk om honkbal te spelen.
Dat was heel plezant.
Amuseren jullie je?
Speel geen spelletje met mij!
Skiën is erg leuk.
Spot niet met vreemdelingen.
Skiën is erg leuk.
- Thuisblijven is niet leuk.
- Thuisblijven is helemaal niet leuk.
Tv-kijken is leuk.
Veel plezier.
Wij hebben ons gisteren geamuseerd.
Basketbal spelen is leuk.
- Laten we ons vermaken.
- Laten we plezier hebben.
Het was niet erg leuk.
Reizen is leuk.
Het zal leuk kunnen zijn.
Ze ziet er leuk uit.
Ik heb het leuk gehad.
Hier is een leuk weetje.
Ik had plezier hier.
Amuseren jullie je?
Het leven kan leuk zijn.
Niksen is leuk.
Veel plezier.
Tom zal lol hebben.
Het zal zeker leuk worden.
Veel plezier in Australië.
Was het feest leuk?
Dat zou leuk zijn.
Geniet van de zomer!
Pandemieën zijn niet leuk.
- Het is leuk.
- Het is plezant.
We gaan veel plezier beleven.
Dat zou leuk zijn.
Was het leuk?
Engels spreken is leuk.