Translation of "Find" in Dutch

0.008 sec.

Examples of using "Find" in a sentence and their dutch translations:

Find Tom.

Vind Tom.

Find peace.

Vind vrede!

- Did you find it?
- Did you find her?

- Heb je het gevonden?
- Heb jij het gevonden?

- I have to find it.
- I must find it.
- I've got to find it.

Ik moet het vinden.

Find the others.

Zoek de anderen.

Find the cat.

- Zoek de kat.
- Vind de kat.

Go find Tom.

Ga Tom zoeken.

Find the differences.

Vind de verschillen.

They'll find us.

Ze zullen ons vinden.

We'll find them.

We zullen hen vinden.

We'll find Tom.

We zullen Tom vinden.

I'll find them.

Ik zal ze vinden.

- You'll find a job.
- You will find a job.

Je gaat een baan vinden.

- I have to find Tom.
- I must find Tom.

Ik moet Tom vinden.

- Tom couldn't find Mary.
- Tom wasn't able to find Mary.

Tom kon Maria niet vinden.

- Do you find it risible?
- Do you find that funny?

Vind je dat grappig?

- I have to find it.
- I've got to find it.

Ik moet het vinden.

- I can't find my umbrella!
- I can't find my umbrella.

Ik kan mijn paraplu niet vinden.

- I have to find them.
- I've got to find them.

Ik moet ze vinden.

- I can't find his address.
- I cannot find his address.

Ik kan zijn adres niet vinden.

- I can't find my bag.
- I can't find my purse.

Ik kan mijn handtas niet vinden.

People will find you.

dan zullen mensen je vinden.

I can't find Tim.

Ik kan Tim niet vinden.

Can you find it?

Kan je het vinden?

Try to find it.

Probeer haar te vinden.

I didn't find mine!

Ik heb de mijne niet gevonden!

Will you find me?

Zal je me vinden?

We'll soon find out.

We komen er snel achter.

Did you find Tom?

- Heb je Tom gevonden?
- Heeft u Tom gevonden?
- Hebben jullie Tom gevonden?

Did you find anything?

- Hebt ge iets gevonden?
- Hebben jullie iets gevonden?

You'll find nothing here.

Hier gaat u niets vinden.

Did Tom find it?

Heeft Tom het gevonden?

Did you find something?

Heb je iets gevonden?

Help me find Tom.

Help me Tom te vinden.

I'll help find Tom.

Ik zal helpen Tom te vinden.

They won't find it.

Ze zullen het niet vinden.

We can't find Tom.

We kunnen Tom niet vinden.

We must find Tom.

We moeten Tom vinden.

I can't find Tom.

Ik kan Tom niet vinden.

Tom won't find out.

Tom zal er niet achter komen.

I can't find you.

- Ik kan u niet vinden.
- Ik kan jullie niet vinden.

You'll never find him.

Je zal hem nooit vinden.

I must find it.

Ik moet het vinden.

Tom didn't find me.

Tom heeft me niet gevonden.

I find this interesting.

Ik vind dit interessant.

I find this embarrassing.

- Ik vind dit beschamend.
- Ik vind dit gênant.

I find this entertaining.

- Ik vind dit leuk.
- Ik vind dit onderhoudend.
- Ik vind dit vermakelijk.

What did they find?

Wat hebben ze gevonden?

May peace find you.

- Vrede zij met jullie.
- Moge vrede jullie vinden.

Tom will find us.

Tom zal ons vinden.

Let's find out why.

- Laten we eens kijken waarom.
- Laten we uitzoeken waarom.

I can't find it.

Ik kan haar niet vinden.

- I could not find it anyplace.
- I couldn't find it anywhere.

Ik kon het nergens vinden.

- How did you find me?
- How did you guys find me?

Hoe hebben jullie me gevonden?

- Tom will never find it.
- Tom is never going to find it.

Tom zal het nooit vinden.

- If they find us, we're dead.
- We're dead if they find us.

Als ze ons vinden, zijn we er geweest.

- Who searches, finds.
- Those who search, find.
- He who seeks will find.

- Wie zoekt, zal vinden.
- Wie zoekt, die zal vinden.

That's a good find. Okay.

Dat is een goede vondst. Oké.

I decided to find out.

Ik besloot het uit te zoeken.

It's time to find food.

Het is tijd om voedsel te zoeken.

I find it incredibly ungrateful.

ik vind het niet bepaald dankbaar.

Please find me my overcoat.

Wilt u mijn overjas zoeken?

You'll find the house empty.

Je zult dat huis leeg aantreffen.

I can't find my watch.

Ik kan mijn horloge niet vinden.

Seek, and you will find.

Zoek en gij zult vinden.

I can't find him anywhere.

Ik kan hem nergens vinden.

I couldn't find it anywhere.

Ik kon het nergens vinden.

I can't find my bag.

Ik kan mijn tas niet vinden.