Examples of using "Bible" in a sentence and their dutch translations:
Wie heeft de Bijbel geschreven?
Het komt uit de Bijbel.
Zij studeerde de Bijbel.
Sami heeft een bijbel.
Sami las de Bijbel.
Tom las de Bijbel.
- Tom leest de Bijbel.
- Tom is de Bijbel aan het lezen.
- Leest u de Bijbel?
- Lees je de Bijbel?
- Lezen jullie de Bijbel?
- Leest u de Bijbel?
- Lees je de Bijbel?
- Lezen jullie de Bijbel?
- Sami las de hele Bijbel.
- Sami heeft de hele Bijbel gelezen.
Tom leest elke dag de Bijbel.
Dat zijn allemaal citaten uit de Bijbel.
Deze Bijbel kwam van een Australische stichting.
Zo staat het geschreven in de Bijbel.
De vertalers van de Bijbel werden als godslasterlijk beschouwd.
Laat ons een paar verzen uit de Bijbel lezen.
Volgens de Bijbel schiep God de wereld in zes dagen.
Jakhalzen worden ongeveer een tiental keer genoemd in de Bijbel.
"Heb uw naaste lief als uzelf" is een citaat uit de Bijbel.
Volgens het Bijbelverhaal had God zes dagen nodig om de wereld te maken.
Volgens de Bijbel schiep God de wereld in zes dagen.
De geschiedenis van de zondvloed is niet alleen uit de Bijbel bekend.
Het is tegenwoordig vrij normaal om jongeren tegen te komen die de Bijbel niet kennen.
De vertalers van de Bijbel werden als godslasterlijk beschouwd.
De Bijbel is duidelijk een complex geschrift, dat onmogelijk door één auteur geschreven kan zijn.
De Bijbel draagt ons op om onze naasten én onze vijanden lief te hebben; waarschijnlijk omdat dat in het algemeen dezelfde personen zijn.