Examples of using "Astronaut" in a sentence and their dutch translations:
Hij is astronaut.
Ze is astronaut.
Maria verkleedde zich als astronaut.
Ik wil astronaut worden.
Wil je graag ruimtevaarder worden?
Zoudt ge graag ruimtevaarder worden?
De man met wie ze gaat trouwen is een astronaut.
De man met wie ze gaat trouwen is een astronaut.
Men moet een jarenlange training volgen om ruimtevaarder te worden.