Translation of "Along" in Dutch

0.014 sec.

Examples of using "Along" in a sentence and their dutch translations:

- Move along, please.
- Move along, please!

Ga alstublieft verder.

Sing along.

Zing mee.

Come along.

Kom mee.

Dance along.

- Dans met ons.
- Dans met ons mee.

Move along now.

Schuif nu op.

- I'll come along.
- I will come along.
- I'll come with.

- Ik kom mee.
- Ik zal meekomen.

- Are you coming along?
- Are you going to come along?

Gaan jullie mee?

And bring them along.

en ze erin meenemen.

A fox came along.

Een vos kwam langs.

Come along with me.

- Kom maar met mij mee.
- Kom met me mee.
- Kom met mij mee.

Bring your children along.

- Neem uw kinderen mee.
- Laat uw kinderen meekomen.
- Breng je kinderen mee.

Come along with us.

Kom met ons mee.

I'm not coming along.

Ik kom niet mee.

Is he coming along?

Gaat hij ook mee?

- Come along.
- Join us.

- Kom met me mee.
- Kom mee.

Is anyone coming along?

Komt er iemand mee?

Is Tom coming along?

Komt Tom mee?

- Do you want to come along?
- Don't you want to come along?

Wil je niet met me mee?

- I cannot get along with him.
- I can't get along with him.

Ik kan niet met hem opschieten.

- We walked along the river.
- We took a walk along the river.

We liepen langs de rivier.

We've gotten along pretty well.

konden we het best goed vinden samen.

He knew it all along.

Hij wist het vanaf het begin.

We knew it all along.

We wisten dat al van in het begin.

We walked along the river.

We liepen langs de rivier.

I'd like to come along.

Ik zou graag meekomen.

We walk along the lakeside.

We wandelen langs de oever van het meer.

He walked along the river.

Hij wandelde langs de rivier.

Do you guys get along?

- Komen jullie goed met elkaar overeen?
- Kunnen jullie het goed met elkaar vinden?

- Come with me.
- Come along!

Kom mee!

If we live along the coasts,

Als we leven langs de kust,

May I bring my family along?

Kan ik mijn familie meebrengen?

He'll be along in ten minutes.

Hij zal er over tien minuten zijn.

We walked slowly along the road.

We liepen langzaam langs de weg.

Don't you want to come along?

Wil je niet met me mee?

The street runs along the river.

De straat volgt de loop van de rivier.

Do you want to come along?

Wil je meekomen?

That's what I said all along.

- Dat heb ik nu al de hele tijd gezegd.
- Dat heb ik vanaf het begin gezegd.

We went along a narrow road.

We volgden een smalle weg.

I get along well with her.

Ik kan goed met haar overweg.

We walked along a narrow path.

We gingen langs een smal pad.

Are you coming along with us?

Ga je met ons mee?

Bring your brother along, as well.

Breng je broer ook mee.

How's your Christmas shopping coming along?

- Hoe gaat het met je kerstinkopen?
- Hoe gaat het met uw kerstinkopen?
- Hoe gaat het met jullie kerstinkopen?

You've been manipulating me all along.

Je manipuleert me de hele tijd.

Don't you two get along well?

Kunnen jullie twee niet met elkaar overweg?

- Let's be friends.
- Let's get along.

Laten we vrienden zijn.

He doesn't get along with her.

- Hij kan niet overweg met haar.
- Hij kan niet goed met haar opschieten.
- Hij schiet niet goed met haar op.

Tom and Mary never got along.

Tom en Maria konden nooit met elkaar overweg.

- Will you come with us?
- Are you coming along?
- Are you going to come along?

Kom je mee?

Look, it's got vines growing along it.

Er groeien wingerds overheen.

I was fired, along with several others.

Ik werd ontslagen, samen met een aantal anderen.

Shadowing Blücher’s movements  along the Marne River,  

de bewegingen van Blücher langs de rivier de Marne te volgen

We just click and pass it along.

We klikken gewoon en delen het.

A truck was careering along the road.

- Een vrachtwagen reed met volle snelheid op de baan.
- Een vrachtwagen raasde met volle snelheid op de weg.

A bill came along with the package.

Bij het pakje zat een factuur.

- Come along with me.
- Come with me.

Kom met mij mee.

There are 20 stations along this route.

Er zijn twintig stations langs deze route.

Do you get along with your boss?

- Heb je een goede verstandhouding met je baas?
- Kun je goed opschieten met je baas?

We were going along in the rain.

We stapten door de regen.

- Come along.
- Come with me.
- Join us.

- Kom mee!
- Kom mee.