Translation of "Auto" in Turkish

0.016 sec.

Examples of using "Auto" in a sentence and their turkish translations:

- Hou die auto tegen!
- Stop de auto!

Arabayı durdur.

- Heb je een auto?
- Hebben jullie een auto?

Bir araban var mı?

- Kom uit de auto.
- Stap de auto uit.

- Arabadan in.
- Arabadan çık.

- Dit is mijn auto.
- Dat is mijn auto.

Bu benim arabam.

- Mijn auto is kapot.
- Mijn auto is stuk.

Arabam bozuk.

Volg die auto.

O arabayı izleyin.

Start de auto.

Arabayı çalıştır.

Wat een auto.

Bir araba.

- Die auto is van hem.
- Dit is zijn auto.

O araba onun.

- Van wie is die auto?
- Wiens auto is dat?

Bu kimin arabası?

- Uw auto bevalt mij.
- Ik vind je auto leuk.

Senin arabanı beğeniyorum.

- Hij heeft een auto gekocht.
- Hij kocht een auto.

O bir araba satın aldı.

- Dit is zijn auto.
- Deze auto is van hem.

Bu araba onun.

- Ik heb die auto gekocht.
- Ik kocht die auto.

Ben şu arabayı satın aldım.

- Er komt een auto aan.
- Er nadert een auto.

Yaklaşan bir araba var.

- Is dit uw auto?
- Is deze auto van jou?

Bu senin araban mı?

Deze auto werd als "auto van het jaar" verkozen.

Bu araba "yılın otomobili" seçildi.

- Mag ik uw auto lenen?
- Mag ik je auto lenen?
- Mag ik jullie auto lenen?

Arabanızı ödünç alabilir miyim?

- Hij herstelt zijn eigen auto.
- Hij herstelt zelf zijn auto.

O kendi arabasını tamir eder.

- Zijn nieuwe auto is wonderbaarlijk.
- Zijn nieuwe auto is prachtig.

Onun yeni arabası harika.

- Ik ben in de auto.
- Ik zit in de auto.

- Ben arabadayım.
- Arabadayım.

- Deze auto is van hem.
- Deze auto is van haar.

Bu araba ona ait.

- Deze auto is van mij.
- Deze auto is de mijne.

Bu araba benim.

- Zij slaapt in de auto.
- Ze slaapt in de auto.

O, arabada uyuyor.

- Tom leasede een nieuwe auto.
- Tom leasete een nieuwe auto.

Tom yeni bir araba kiraladı.

De auto is klaar.

Araba hazır.

Hij ontwierp de auto.

O, arabayı tasarladı.

De auto is blauw.

Araba mavi.

Stap in de auto.

Arabaya bin.

Tom heeft een auto.

Tom'un bir arabası var.

Ik heb een auto.

- Benim bir arabam var.
- Bir arabam var.

Is jouw auto zwart?

- Araban siyah mı?
- Arabanız siyah mı?

Waar is mijn auto?

Arabam nerede?

Ik heb geen auto.

- Bir arabam yoktur.
- Arabam yok.

Mijn auto is rood.

Benim arabam kırmızı.

Is dat jouw auto?

O araba senin mi?

Deze auto is snel.

Bu araba hızlı.

Dat is zijn auto.

Şu, onun arabası.

Heb je een auto?

Bir araban var mı?

Ik herkende Toms auto.

Tom'un arabasını tanıdım.

We hebben geen auto.

Bir arabamız yok.

Hij wast je auto.

O, arabanı yıkıyor.

Tom parkeert de auto.

Tom arabayı park ediyor.

De auto is geel.

Araba sarıdır.

De auto is oranje.

Araba turuncudur.

Die auto is spiksplinternieuw.

O araba çok yeni.

Hoeveel kost die auto?

- O arabanın maliyeti ne kadar?
- O araba kaç para?

We hebben een auto.

Bir arabamız var.

Je auto is weggesleept.

Taşıtınız çekerek götürüldü.

Waar is je auto?

Araban nerede?

Heeft Tom een ​​auto?

Tom'un bir arabası var mı?

Dit is Toms auto.

Bu Tom'un arabası.

Mijn auto is vies.

Benim arabam kirli.

Dit is mijn auto.

Bu benim arabam.

Wat een stomme auto!

Ne biçim bir araba!

Hij heeft een auto.

Onun bir arabası var.

Hij stopte de auto.

O arabayı durdurdu.

Tom waxte zijn auto.

Tom arabasını cilaladı.

Dat is mijn auto.

Bu benim arabam.

- Zijn auto is echt gaaf.
- Zijn auto is echt te gek.

Onun arabası gerçekten klas.

- Hij is de auto aan het wassen.
- Hij wast de auto.

O arabayı yıkıyor.

- De auto crashte tegen de muur.
- De auto reed tegen de muur.
- De auto botste tegen de muur.

Araba duvara çarptı.

- Je auto heeft een gebroken achterlicht.
- Uw auto heeft een gebroken achterlicht.

Arabanın bozuk bir kuyruk lambası var.

- Tom heeft een heel mooie auto.
- Tom heeft een heel goede auto.

Tom'un çok güzel bir arabası var.

- Toms auto was in beslag genomen.
- Toms auto werd in beslag genomen.

Tom'un arabası haczedildi.

- De auto is in de garage.
- De auto staat in de garage.

Araba garajda.

Want niemand rijdt nog auto --

çünkü artık kimse araba sürmüyor --

Mijn auto verbruikt veel benzine.

Arabam çok benzin yakar.

Tom reed met de auto.

Tom arabayı sürdü.

De auto is erg snel.

Araba çok hızlı.

Raak mijn auto niet aan.

Arabama dokunma.

En rijdt je zoon auto?

- Ve oğlunuz sürücü mü?
- Ve oğlunuz araba sürüyor mu?