Translation of "Rekenen" in Spanish

- Op hem kan je rekenen.
- Je kan op hem rekenen.
- Jullie kunnen op hem rekenen.

- Se puede contar con él.
- Podéis contar con él.

We rekenen op jou.

Contamos con ustedes.

Hoeveel rekenen ze aan?

¿Cuánto cobran?

- U kunt altijd op ons rekenen.
- Je kan altijd op ons rekenen.
- Jullie kunnen altijd op ons rekenen.

Siempre puedes contar con nosotros.

Hoeven we niet te rekenen

no conseguiremos esa felicidad estable

Kan ik op u rekenen?

- ¿Puedo confiar en ti?
- ¿Puedo contar con vos?
- ¿Puedo contar contigo?

Op hem kan je rekenen.

Se puede contar con él.

- Op hem kan gerekend worden.
- Op hem kan je rekenen.
- Je kan op hem rekenen.
- Jullie kunnen op hem rekenen.

- Puedes contar con él.
- Se puede contar con él.
- Podéis contar con él.
- Podés fiarte de él.

- Hoeveel rekenen ze aan?
- Hoeveel vragen ze?
- Hoeveel vragen jullie?
- Hoeveel rekenen jullie aan?

¿Cuánto cobran?

Je kunt altijd op Tom rekenen.

- Puedes siempre confiar en Tom.
- Siempre puedes contar con Tom.

Kan ik op uw hulp rekenen?

¿Puedo contar con su ayuda?

- Op hem kan gerekend worden.
- Op hem kan je rekenen.
- Je kan op hem rekenen.

- Se puede confiar en él.
- Se puede contar con él.

- Rekenen ze een commissie aan?
- Vragen ze provisie?
- Rekenen jullie een commissie aan?
- Vragen jullie provisie?

¿Cobran comisión?

Om af te rekenen met de binnenlandse oppositie,

para luchar contra la oposición interna,

We kunnen op hem rekenen voor financiële hulp.

Podemos contar con él por la ayuda financiera.

Ik wist dat ik op je kon rekenen.

¡Sabía que podía contar contigo!

Maar met luchtkwaliteit hebben ze vandaag af te rekenen.

pero el impacto en la calidad del aire está ya aquí.

Ik wist dat je altijd op jou kunt rekenen.

Sabía que siempre se puede contar contigo.

- Je kan op hem rekenen.
- Hij is te vertrouwen.

- Se puede confiar en él.
- Se puede contar con él.

- Men kan haar vertrouwen.
- Men kan op haar rekenen.

- Puedes contar con ella.
- Uno puede fiarse de ella.

Ik hoop dat ik op uw discretie kan rekenen.

Espero poder contar con tu discreción.

- Op hem kan je rekenen.
- Je kan op hem vertrouwen.

- Puedes confiar en él.
- Puedes contar con él.
- Se puede confiar en él.
- Se puede contar con él.

- Ik wist dat ik op je kon rekenen.
- Ik wist dat ge betrouwbaar waart.

Yo sabía que podía contar contigo.

- Probeer te schatten hoeveel je aan boeken hebt uitgegeven.
- Probeer uit te rekenen hoeveel u aan boeken heeft uitgegeven.

Calcula cuánto gastas en libros.