Translation of "Portugees" in Spanish

0.010 sec.

Examples of using "Portugees" in a sentence and their spanish translations:

- Spreek je Portugees?
- Spreekt u Portugees?
- Spreken jullie Portugees?

¿Hablas portugués?

- Spreek je Portugees?
- Spreekt u Portugees?

¿Hablas portugués?

- Dit is niet Portugees.
- Dat is niet Portugees.

Esto no es portugués.

Spreek je Portugees?

¿Hablas portugués?

Hij spreekt Portugees.

- Ella habla portugués.
- Él habla portugués.

Hij is Portugees.

- Él es portugués.
- Es portugués.

Zij spreekt Portugees.

Ella habla portugués.

- Waarom wil je Portugees leren?
- Waarom willen jullie Portugees leren?

¿Por qué quieres aprender portugués?

Ik spreek geen Portugees.

Yo no hablo portugués.

Dit is niet Portugees.

Esto no es portugués.

Mijn moedertaal is Portugees.

Mi lengua materna es el portugués.

Het Portugees van Brazilië is tamelijk verschillend van het Portugees van Portugal.

El portugués de Brasil es bastante diferente al portugués de Portugal.

Het Portugees is een Romaanse taal.

El portugués es una lengua romance.

Zijn je vrienden Portugees of Braziliaans?

¿Tus amigos son portugueses o brasileños?

Ik spreek heel goed Deens, Italiaans, Portugees.

Hablo muy bien danés, italiano, portugués.

Hoe zeg je XXX in het Portugees?

¿Cómo se dice XXX en portugués?

Vanaf nu gaan we alleen nog Portugees praten.

A partir de ahora vamos a hablar solo en portugués.

Ik ben op zoek naar iemand die Portugees spreekt.

Busco a alguien que hable portugués.

Elk zelfstandig naamwoord in het Portugees is mannelijk of vrouwelijk.

Cada sustantivo en portugués es masculino o femenino.

Wat heeft je ertoe gebracht om Portugees te willen leren?

¿Qué te llevó a querer estudiar portugués?

Ken je een of ander woord of een zin in het Portugees?

¿Sabes algunas palabras o frases en portugués?

Mijn doel is dat je vloeiend Portugees spreekt op een aangename manier.

Mi objetivo es lograr que hables portugués fluidamente de una manera divertida.

In het Portugees zeggen we doorgaans "alô" bij het opnemen van de telefoon.

En portugués, generalmente decimos "alo" cuando contestamos el teléfono.

We hebben op school geleerd dat de Portugees Pedro Álvares Cabral Brazilië heeft ontdekt.

Aprendemos en la escuela que el portugués Pedro Álvares Cabral descubrió Brasil.

Na oneindige herhalingen was ik in staat de uitspraak van de nasale klanken in het Portugees te begrijpen.

Después de infinitas repeticiones, logré entender la pronunciación de los sonidos nasales en portugués.