Translation of "Kook" in Spanish

Ik kook.

Estoy haciendo de cocinera.

Kook de rijst.

- Cuece el arroz.
- Cocina el arroz.

Wat kook je?

¿Qué estás cocinando?

Kook één ei.

Hierve un huevo.

Kook jij vanavond?

¿Vas a cocinar esta noche?

Kook die aardappelen.

Cueza usted esas papas.

Ik kook water.

Estoy hirviendo agua.

Kook wat water.

Hierve un poco de agua.

Kook voor me.

Cocíname.

Waar kook je?

¿Dónde cocinas?

Breng het water aan de kook.

Hierve el agua.

- Wat kook je?
- Wat koken jullie?

¿Qué están cocinando?

Dus kook de zeeslakken, als je kan.

Si es posible, hiervan las lapas.

- Ik ben nu aan het koken.
- Ik kook nu.

- Ahora estoy cocinando.
- Estoy cocinando ahora.

- Ik kook water.
- Ik ben water aan het koken.

Estoy hirviendo agua.

- Wat kook je?
- Wat koken jullie?
- Wat zijn jullie aan het koken?

- ¿Qué estás cocinando?
- ¿Qué estáis cocinando?
- ¿Qué están cocinando?

- Ik ben aan het koken.
- Ik ben nu aan het koken.
- Ik kook nu.

- Ahora estoy cocinando.
- En este momento estoy cocinando.