Translation of "Jongetje" in Spanish

Waar is je mama, jongetje?

¿Dónde está tu mama, niño?

Dat jongetje is een hacker!

¡Ese chiquilín es un hacker!

Ik was nog maar een jongetje.

Era casi un muchacho todavía.

Dat jongetje lijkt op zijn vader.

El niño se parece a su padre.

De hond viel het jongetje aan.

El perro atacó al niño.

Het jongetje is in de dierentuin.

El niño pequeño está en el zoo.

Het jongetje lag in zijn bed te slapen.

El niño estaba durmiendo en la cama.

Dat is het jongetje, dat ik gisteren heb gezien.

Ése es el muchacho que vi ayer.

Ken je dat jongetje dat aan het huilen is?

¿Conocéis a ese niño que está llorando?

- De jongen draagt een bril.
- Het jongetje draagt een bril.

- El muchacho usa anteojos.
- El chico lleva gafas.

- De kleine jongen zei hallo tegen me.
- Het jongetje zei me gedag.

El niñito me dijo hola.

Het jongetje was zo geschrokken dat hij geen woord meer kon uitbrengen.

El niñito estaba tan perplejo que no pudo pronunciar ni una palabra más.