Translation of "​​cadeau" in Spanish

0.008 sec.

Examples of using "​​cadeau" in a sentence and their spanish translations:

- Hij nam mijn cadeau aan.
- Hij accepteerde mijn cadeau.

Él aceptó mi regalo.

- Bedankt voor je cadeau.
- Dank je voor het cadeau.

Gracias por el obsequio.

Bedankt voor je cadeau.

Gracias por el obsequio.

Hij accepteerde mijn cadeau.

Él aceptó mi regalo.

Het is geen cadeau.

No es un regalo.

- Heel erg bedankt voor je cadeau.
- Heel erg bedankt voor uw cadeau.
- Heel erg bedankt voor jullie cadeau.

- Muchísimas gracias por el regalo.
- Muchísimas gracias por tu regalo.

Hij gaf me een cadeau.

Él me dio un regalo.

Dank je voor het cadeau.

Gracias por el regalo.

- Hij heeft me een leuk cadeau gegeven.
- Hij gaf me een leuk cadeau.

Me ha hecho un bonito regalo.

- Ik heb een leuk cadeau voor je.
- Ik heb een leuk cadeau voor u.
- Ik heb een leuk cadeau voor jullie.

- Tengo un regalo que darte.
- Tengo un regalito para darte.
- Tengo que darte un regalo que te va a gustar.

- Ik heb een cadeau voor je gekocht.
- Ik heb een cadeau voor u gekocht.
- Ik heb een cadeau voor jullie gekocht.

Te compré un regalo.

Dit is een cadeau voor jou.

Este regalo es para vos.

Ik kocht ze elk een cadeau.

Compré un regalo para cada uno.

Tom bracht een cadeau voor Mary.

- Tom trajo un regalo para Mary.
- Tom le trajo un regalo a Mary.

Pak het cadeau nog niet uit.

No abras el regalo aún.

Heel erg bedankt voor je cadeau.

Muchísimas gracias por tu regalo.

Ik zal je een cadeau geven.

Te daré un regalo.

Ik heb een cadeau voor jou.

- Tengo un regalo para vos.
- Tengo un regalo para ti.
- Tengo un regalo para ustedes.

Hij gaf een cadeau aan zijn vriendin.

Él le dio un regalo a su novia.

Ze kreeg een cadeau van haar vriend.

Ella recibió un regalo de su novio.

Ze hing het cadeau aan de kerstboom.

Ella colgó el regalo del árbol de navidad.

Tom kocht een cadeau voor zijn dochter.

Tom compró un regalo para su hija.

Ik wil een cadeau kopen voor Tom.

Quiero comprarle un regalo a Tom.

- Heel erg bedankt voor je cadeautje.
- Heel erg bedankt voor uw cadeau.
- Heel erg bedankt voor jullie cadeau.

- Muchísimas gracias por el regalo.
- Muchas gracias por su obsequio.

- Dit is een cadeau voor jou.
- Dit is een geschenk voor u.
- Dit is een cadeau voor u.

- Esto es un regalo para ti.
- Este regalo es para vos.
- Esto es un regalo para usted.

Tom verwachtte zo'n mooi cadeau niet van Mary.

Tom no esperaba un regalo tan lindo viniendo de María.

- Bedankt voor het cadeau dat je mijn zoon hebt gegeven.
- Bedankt voor het cadeau dat u mijn zoon hebt gegeven.
- Bedankt voor het cadeau dat jullie mijn zoon hebben gegeven.

Gracias por el regalo que le hiciste a mi hijo.

- Ik heb een cadeau gehad van mijn opa voor mijn verjaardag.
- Ik kreeg van mijn grootvader een cadeau voor mijn verjaardag.

Recibí un regalo de parte de mi abuelo para mi cumpleaños.

- Wat was het beste cadeau dat je afgelopen kerst hebt gekregen?
- Wat was het beste cadeau dat u afgelopen kerst heeft gekregen?
- Wat was het beste cadeau dat jullie afgelopen kerst hebben gekregen?

- ¿Cuál fue el mejor regalo que recibiste la pasada Navidad?
- ¿Cuál fue el mejor regalo que obtuviste la Navidad pasada?

- Ze gaf ons een cadeautje.
- Ze gaf ons een cadeau.

- Ella nos dio un regalo.
- Ella nos dio un obsequio.

Ik heb een pen als cadeau voor je verjaardag gekocht.

Compré un bolígrafo como regalo para tu cumpleaños.

Oom George bezocht ons nooit zonder een of ander cadeau.

El tío George nunca nos visitó sin algún obsequio.

- Ze gaf hem een ​​cadeautje.
- Ze gaf hem een ​​cadeau.

Ella le dio un regalo.

- Het is een cadeau voor jou.
- Het is een cadeautje voor jou.
- Het is een cadeau voor u.
- Het is een cadeautje voor u.
- Het is een cadeau voor jullie.
- Het is een cadeautje voor jullie.

Es un regalo para ti.

Ik zou hem graag een cadeau voor zijn verjaardag willen geven.

Me gustaría regalarle algo por su cumpleaños.

Ik heb een cadeau gehad van mijn opa voor mijn verjaardag.

Recibí un regalo de parte de mi abuelo para mi cumpleaños.

- Ik zal je een geschenk geven.
- Ik zal je een cadeau geven.

Te daré un regalo.

- Ze bedankte me voor het cadeau.
- Ze bedankte me voor het cadeautje.

Ella me agradeció por el obsequio.

- Ik heb 'n cadeautje voor je.
- Ik heb een cadeau voor jou.

Tengo un regalo para ti.

- Dit is een geschenk voor u.
- Dit is een cadeau voor u.

Esto es un regalo para usted.

- Dit is een cadeau voor jou.
- Het is een geschenk voor u.

- Esto es un regalo para ti.
- Este regalo es para vos.

- Tom kocht Mary een mooi cadeau.
- Tom kocht Mary een mooi cadeautje.

- Tom le compró a Mary un lindo regalo.
- Tom le compró a Mary un lindo obsequio.

- Ze gaf me een prachtig cadeau.
- Ze gaf me een prachtig cadeautje.

Ella me dio un regalo maravilloso.

- Mijn oom gaf me een cadeau.
- Mijn oom gaf me een cadeautje.

Mi tío me dio un regalo.

- Het is een cadeau voor jou.
- Het is een geschenk voor jou.

Es un regalo para ti.

Het is erg aardig van je om me zo'n mooi cadeau te sturen.

Es muy lindo de tu parte que me mandes un obsequio tan lindo.

- Tom heeft een cadeau voor Mary gekocht.
- Tom kocht een cadeautje voor Mary.

- Tom compró a Mary un regalo.
- Tom le compró a Mary un regalo.

- Ik bedankte hem voor het leuke cadeau.
- Ik bedankte hem voor het leuke cadeautje.

Le agradecí por el bonito presente.

- Tom kocht een cadeautje voor zijn dochter.
- Tom kocht een cadeau voor zijn dochter.

Tom compró un regalo para su hija.

- Waar en wanneer heb je het cadeau gekregen?
- Waar en wanneer heb je het geschenk gekregen?

¿Cuándo y dónde recibiste el regalo?

Ik weet niet zeker aan wie ik dit cadeau moet geven: aan het meisje of aan de jongen?

No estoy seguro de a quién le debería dar este regalo: ¿a la niña o al niño?

- Tom heeft een cadeau voor Mary gekocht.
- Tom kocht een cadeautje voor Mary.
- Tom heeft een cadeautje voor Mary gekocht.

- Tom compró a Mary un regalo.
- Tom le compró a Mary un regalo.
- Tom le compró un regalo a Mary.
- Tom compró un regalo para Mary.

- Wat hebt ge gezegd dat ge haar op haar verjaardag gegeven hadt?
- Wat zei je dat je haar voor haar verjaardag cadeau had gegeven?

¿Qué dijiste que le habías regalado para su cumpleaños?

- Ik was bijna tien toen mijn ouders mij een wetenschapsset cadeau deden voor Kerstmis.
- Toen ik bijna tien was, kreeg ik van mijn ouders met Kerstmis een scheikundeset.

Yo tenía cerca de diez años cuando mis padres me regalaron un equipo de química para Navidad.