Translation of "Sneeuwen" in Portuguese

0.010 sec.

Examples of using "Sneeuwen" in a sentence and their portuguese translations:

- Het gaat sneeuwen vandaag.
- Het gaat vandaag sneeuwen.

Vai nevar hoje.

Het gaat sneeuwen.

Vai nevar.

- Het is begonnen te sneeuwen.
- Het begon te sneeuwen.
- Het is beginnen te sneeuwen.

Começou a nevar.

- Misschien gaat het sneeuwen.
- Het is mogelijk dat het gaat sneeuwen.
- Misschien zal het sneeuwen.

- Pode nevar.
- Talvez neve.
- Pode ser que neve.
- Pode ser que venha a nevar.

- Het is begonnen te sneeuwen.
- Het is beginnen te sneeuwen.

Estava começando a nevar.

Morgen gaat het sneeuwen.

Nevará amanhã.

Het begon te sneeuwen.

Começou a nevar.

Het gaat vandaag sneeuwen.

Vai nevar hoje.

Het kan vanavond sneeuwen.

Pode nevar de noite.

Misschien gaat het sneeuwen.

Pode nevar.

Zal het vanavond sneeuwen?

Vai nevar hoje à noite?

Gaat het vanavond sneeuwen?

Vai nevar hoje à noite?

Het gaat sneeuwen vandaag.

Vai nevar hoje.

Morgenvroeg zal het sneeuwen.

Amanhã de manhã vai nevar.

- Misschien gaat het sneeuwen.
- Het is mogelijk dat het gaat sneeuwen.

Pode nevar.

- Misschien gaat het sneeuwen.
- Misschien zal het sneeuwen.
- Misschien sneeuwt het.

Pode ser que neve.

- Misschien gaat het sneeuwen.
- Het is mogelijk dat het gaat sneeuwen.
- Misschien zal het sneeuwen.
- Misschien sneeuwt het.

Se calhar neva.

Het is weer gaan sneeuwen.

Começou a nevar de novo.

Vanmiddag gaat het misschien sneeuwen.

Talvez neve na parte da tarde.

Het was aan het sneeuwen.

- Nevava.
- Nevou.
- Estava nevando.

Gaat het sneeuwen deze avond?

Vai nevar hoje à noite?

Is het al begonnen met sneeuwen?

Já começou a nevar?

- Een uur geleden stopte het met sneeuwen.
- Het is een uur geleden opgehouden met sneeuwen.

Parou de nevar há uma hora.

Een uur geleden stopte het met sneeuwen.

- Parou de nevar há uma hora.
- Parou de nevar faz uma hora.
- Parou de nevar tem uma hora.

- Misschien gaat het sneeuwen.
- Misschien sneeuwt het.

- Pode nevar.
- Pode ser que neve.
- Pode ser que venha a nevar.

- Het sneeuwt.
- Het is aan het sneeuwen.

Está nevando.

Volgens een weersvoorspelling zal het morgen sneeuwen.

Segundo a previsão vai nevar amanhã.

Ik geloof dat het morgen gaat sneeuwen.

Acho que vai nevar amanhã.

Ik wou dat het stopte met sneeuwen.

Gostaria que parasse de nevar.

- Wanneer ik de gordijnen opende was het aan het sneeuwen.
- Het was aan het sneeuwen wanneer ik de gordijnen opende.

Quando abri as cortinas, estava nevando.

- Het sneeuwt weer.
- Het is weer aan het sneeuwen.

Está nevando de novo.

- Oh, het sneeuwt!
- Oh, het is aan het sneeuwen!

Oh, está nevando!

- Het had gesneeuwd.
- Het heeft gesneeuwd.
- Het was aan het sneeuwen.

- Nevava.
- Nevou.
- Estava nevando.
- Tinha nevado.