Translation of "Zal" in Polish

0.008 sec.

Examples of using "Zal" in a sentence and their polish translations:

- Tom zal niet slagen.
- Tom zal falen.
- Tom zal mislukken.

- Tom obleje.
- Tom nie zda.

- Hij zal het begrijpen.
- Hij zal begrijpen.

On zrozumie.

Socialisme zal zegevieren.

Socjalizm zwycięży.

Zal Tom sterven?

Czy Tom umrze?

Hij zal overleven.

Przeżyje.

Ik zal blijven.

Zostanę.

Ik zal schreeuwen.

Będę krzyczeć.

Ik zal stoppen.

Przestanę.

Zij zal begrijpen.

Ona zrozumie.

Ik zal deelnemen.

Wezmę udział.

Ik zal gaan.

Ja pójdę.

Ik zal luisteren.

Będę słuchać.

Ik zal wachten.

- Zaczekam.
- Będę czekać.

Zal Jane zingen?

Czy Jane zaśpiewa?

Tom zal bellen.

Tom zadzwoni.

Ik zal vechten.

Będę walczyć.

Tom zal blijven.

Tom zostanie.

Zal hij sterven?

Czy on umrze?

- Tom zal het zich herinneren.
- Tom zal het onthouden.

Tom będzie pamiętał.

- Ik zal het even nagaan.
- Ik zal het even controleren.
- Ik zal het even checken.

Sprawdzę.

- De tijd zal het zeggen.
- De tijd zal het uitwijzen.
- De tijd zal het leren.

Czas pokaże.

- Ik zal je nooit verlaten.
- Ik zal jullie nooit verlaten.
- Ik zal u nooit verlaten.

Nigdy cię nie opuszczę.

- Ik zal het niemand vertellen.
- Ik zal het niet doorvertellen.

Nikomu nie powiem.

- Ik zal u gelukkig maken.
- Ik zal je gelukkig maken.

Sprawię, że będziesz szczęśliwa.

- Dat zal ik niet vergeten.
- Ik zal dat niet vergeten.

Nie zapomnę tego.

- Ik zal je nooit vergeten.
- Ik zal jullie nooit vergeten.

Nigdy cię nie zapomnę.

- Ik zal u niet verlaten.
- Ik zal je niet verlaten.

Nie zostawię cię.

zal ons gevraagd worden:

padnie pytanie:

Welk team zal winnen?

Która drużyna wygra?

Wanneer zal dat ophouden?

Kiedy to się skończy?

Ik zal het proberen.

Spróbuję.

Zal de politie komen?

Czy policja przyjdzie?

Het zal niet werken.

To nie będzie działać.

Ik zal je missen.

- Będę za tobą tęsknić.
- Będzie mi ciebie brakowało.
- Bedę za wami tęsknić.

Ik zal buiten wachten.

Zaczekam na zewnątrz.

Dat zal € 30,- kosten.

To będzie 30 euro.

Ik zal ze wegdoen.

Pozbędę się ich.

Tom zal er zijn.

Tom będzie tam.

Het recht zal zegevieren.

Sprawiedliwość zwycięży.

Hij zal zeker komen.

On na pewno przyjdzie.

Er zal niets gebeuren.

Nic się nie stanie.

Hij zal het begrijpen.

On zrozumie.

Dit zal makkelijk zijn.

To będzie łatwe.

Ik zal u vergezellen.

Będę Ci towarzyszyć.

Ik zal hier eten.

Zjem tutaj.

Klagen zal niets veranderen.

Narzekanie nic nie zmieni.

Ik zal thuis blijven.

Zostanę w domu.

Wanneer zal het beginnen?

Kiedy się rozpocznie?

Tom zal niet veranderen.

Tom się nie zmieni.

Ik zal niet verliezen!

Nie przegram!

Dat zal niet gebeuren.

To się nie zdarzy.

Hij zal niet gaan.

On nie jedzie.

Wie zoekt, zal vinden.

Kto szuka, ten znajdzie.

Ik zal het toestaan.

Pozwolę na to.

Tom zal jou missen.

Tom będzie za tobą tęsknił.

Tom zal honger krijgen.

Tom będzie głodny.

Ik zal het begrijpen.

Zrozumiem.

Bill zal zeker winnen.

Bill na pewno wygra.

Het zal snel opklaren.

Wkrótce się wypogodzi.

Niemand zal ons tegenhouden.

Nikt nas nie powstrzyma.

Het zal gaan stortregenen.

Będzie lało.

Ik zal u helpen.

Pomogę ci.

Het zal regenen vanmiddag.

Dziś po południu będzie padać.

Ik zal nooit weggaan.

Już nigdy więcej nie odejdę.

Ik zal het doen.

Tak zrobię.

Ik zal later betalen.

Zapłacę później.

Ik zal alles verklaren.

Wszystko wyjaśnię.

Tom zal alleen zijn.

Tom będzie sam.

Tom zal lol hebben.

Tom będzie się dobrze bawić.

Het plan zal werken.

Ten plan zadziała.

Tom zal nachtmerries krijgen.

Tom będzie miał koszmary.

Dat zal niemand interesseren.

Nikogo to nie będzie obchodzić.

Ik zal het onthouden.

Zapamiętam to sobie.

Dat zal nooit gebeuren.

To się nigdy nie wydarzy.

Ik zal vrij zijn.

Będę wolny.

- Ik neem ontslag.
- Ik zal ontslag nemen.
- Ik zal ermee stoppen.

Rezygnuję.

- Ik zal het nog een keer proberen.
- Ik zal opnieuw proberen.

- Spróbuję ponownie.
- Spróbuję jeszcze raz.

- Het zal ongetwijfeld gaan regenen.
- Het zal zonder twijfel gaan regenen.

- Na pewno popada.
- Na pewno będzie padać.

- Zal hij sterven?
- Zal zij sterven?
- Gaat hij dood?
- Gaat zij dood?

Czy on umrze?

- Niets zal mijn snood plan belemmeren.
- Niets zal mijn kwaadaardig plan dwarsbomen.

Nic nie stanie na przeszkodzie mojemu złośliwemu planowi.

- Misschien slaag je.
- Misschien zal je slagen.
- Misschien zal het je lukken.

Może ci się uda.

Ze zal haar weg vinden,

Będzie musiał odnaleźć własną drogę,

Dat ons water zal besparen.

pozwoli nam oszczędzać na wodzie.

De brief zal morgen aankomen.

List przyjdzie jutro.

Ik zal uw rapport bestuderen.

Przestudiuję twój raport.

De ceremonie zal morgen plaatsvinden.

Ceremonia odbędzie się jutro.

Ik zal je morgen bezoeken.

Odwiedzę cię jutro.

Mijn vader zal me helpen.

Ojciec mi pomoże.

Niets zal haar studie hinderen.

Nic nie przeszkodzi jej w nauce.

Hij zal een brief schrijven.

On będzie pisał list.