Translation of "Rekenen" in German

0.008 sec.

Examples of using "Rekenen" in a sentence and their german translations:

- Op hem kan je rekenen.
- Je kan op hem rekenen.
- Jullie kunnen op hem rekenen.

Ihr könnt auf ihn zählen.

We rekenen op jou.

Wir zählen auf dich.

Hoeven we niet te rekenen

werden wir nicht

Kan ik op u rekenen?

Kann ich auf Sie zählen?

Jullie kunnen op hem rekenen.

- Ihr könnt auf ihn zählen.
- Ihr könnt euch auf ihn verlassen.

Op hem kan je rekenen.

Du kannst dich auf ihn verlassen.

- Op hem kan gerekend worden.
- Op hem kan je rekenen.
- Je kan op hem rekenen.
- Jullie kunnen op hem rekenen.

- Du kannst dich auf ihn verlassen.
- Du kannst auf ihn zählen.
- Ihr könnt auf ihn zählen.
- Sie können auf ihn zählen.
- Man kann auf ihn zählen.

Je kunt altijd op Tom rekenen.

Du kannst dich immer auf Tom verlassen.

Een computer kan heel snel rekenen.

Ein Computer kann sehr schnell rechnen.

Kan ik op uw hulp rekenen?

Kann ich auf Ihre Hilfe zählen?

Ik kan niet op haar rekenen.

- Ich kann mich nicht auf sie verlassen.
- Ich kann ihr nicht trauen.

- Op hem kan gerekend worden.
- Op hem kan je rekenen.
- Je kan op hem rekenen.

Man kann auf ihn zählen.

- Op hem kan je rekenen.
- Jullie kunnen op hem rekenen.
- Je kan op hem vertrouwen.

Du kannst dich auf ihn verlassen.

We rekenen hem tot onze beste vrienden.

Wir zählen ihn zu unseren engsten Freunden.

Ge kunt op zijn hulp niet rekenen.

Du kannst nicht mit ihrer Hilfe rechnen.

Op zijn hulp kan men niet rekenen.

Auf seine Hilfe kann man nicht rechnen.

De verkopers rekenen me vaak te veel.

Die Verkäufer legen mich oft rein.

Op mij hoef je niet te rekenen.

Mit mir brauchst du nicht zu rechnen.

Ik wist dat ik op je kon rekenen.

Ich wusste, dass ich auf dich zählen kann!

Je kan wanneer dan ook op me rekenen.

Sie können sich jederzeit auf mich verlassen.

Maar met luchtkwaliteit hebben ze vandaag af te rekenen.

aber schon heute gibt es Auswirkungen auf die Luftqualität.

Ik wist dat je altijd op jou kunt rekenen.

Ich wusste, dass man sich immer auf dich verlassen kann.

- Je kan op hem rekenen.
- Hij is te vertrouwen.

Man kann ihm vertrauen.

- Je kunt ons vertrouwen.
- Je kunt op ons rekenen.

Du kannst dich auf uns verlasssen.

- Men kan haar vertrouwen.
- Men kan op haar rekenen.

- Man kann sich auf sie verlassen.
- Du kannst auf sie zählen.

Ik hoop dat ik op uw discretie kan rekenen.

- Ich hoffe, ich kann auf Ihre Diskretion bauen.
- Ich hoffe, dass ich mich auf Ihre Diskretion verlassen kann.

- Op hem kan je rekenen.
- Je kan op hem vertrouwen.

- Du kannst dich auf ihn verlassen.
- Ihr könnt auf ihn zählen.

Probeer uit te rekenen hoeveel u aan boeken heeft uitgegeven.

Versuche zu schätzen, wie viel du für Bücher ausgegeben hast.

Maak je geen zorgen. Je kan altijd op me rekenen.

Mach dir keine Sorgen. Du kannst dich immer auf mich verlassen.

Je kan altijd op Jane rekenen om het te zeggen zoals het is.

- Du kannst dich darauf verlassen, dass Jane sagt, wie es ist.
- Du kannst dich darauf verlassen, dass Jane kein Blatt vor den Mund nimmt.

- Ik wist dat ik op je kon rekenen.
- Ik wist dat ge betrouwbaar waart.

Ich wusste, auf dich ist Verlass.

- Probeer te schatten hoeveel je aan boeken hebt uitgegeven.
- Probeer uit te rekenen hoeveel u aan boeken heeft uitgegeven.

Versuche zu schätzen, wie viel du für Bücher ausgegeben hast.