Translation of "Naartoe" in German

0.009 sec.

Examples of using "Naartoe" in a sentence and their german translations:

- Waar ga je heen?
- Waar gaat ge naartoe?
- Waar gaan jullie naartoe?
- Waar gaat u naartoe?

- Wohin gehst du?
- Wo willst du hin?
- Wo gehst du hin?
- Wohin gehen Sie?
- Wo geht ihr hin?

Waar wilt ge naartoe?

- Wo willst du hin?
- Wohin willst du gehen?
- Wohin wollen Sie gehen?
- Wohin wollt ihr gehen?

Waar gaan jullie naartoe?

Wo willst du hin?

Waar ging Tom naartoe?

- Wo ist Tom hingegangen?
- Wohin ging Tom?

Waar moeten we naartoe?

- Wohin müssen wir gehen?
- Wo müssen wir hin?

Waar ging je naartoe?

Wohin gingst du gerade?

Waar is hij naartoe?

Wo ist er hingegangen?

Ik wil nergens naartoe.

Ich will nirgendwohin gehen.

- Waar ga je heen?
- Waar gaat ge naartoe?
- Waar ga je naartoe?

- Wohin gehst du?
- Wo gehst du hin?

Ze gingen er allemaal naartoe.

Sie sind alle dorthin gegangen.

Moet ik er echt naartoe?

Ist es notwendig, dass ich dort hingehe?

Hij ging er persoonlijk naartoe.

Er ging persönlich hin.

Zondag ga ik nergens naartoe.

Ich gehe am Sonntag nirgendwo hin.

Waar gaat die bus naartoe?

Wohin fährt der Bus?

Waar brengt u mij naartoe?

- Wo bringen Sie mich hin?
- Wo bringst du mich hin?
- Wo bringt ihr mich hin?

Waar gaat deze trein naartoe?

- Wohin fährt dieser Zug?
- Wohin fährt der Zug?

Ik ging daar eergisteren naartoe.

Ich ging vorgestern dorthin.

Goedendag! Waar wilt ge naartoe?

Tag! Wo willst du hin?

Waar gaat dit pad naartoe?

- Wohin geht dieser Weg?
- Wo geht dieser Weg hin?

Waar leidt dit pad naartoe?

Wo führt dieser Weg hin?

- Waar ga je heen?
- Waar gaat ge naartoe?
- Waar gaan jullie naartoe?
- Waar ga je naartoe?
- Waar gaat u heen?

- Wohin gehst du?
- Wo gehst du hin?
- Wohin gehen Sie?
- Wohin geht ihr?
- Wo gehen Sie hin?

- Waar ga je heen?
- Waar gaat ge naartoe?
- Waar gaan jullie naartoe?
- Waar ga je naartoe?
- Waar gaat u naartoe?
- Waar gaat u heen?
- Waar gaan jullie heen?

- Wohin gehst du?
- Wo gehst du hin?
- Wohin gehen Sie?
- Wohin geht ihr?
- Wo geht ihr hin?
- Wohin fahren Sie?

Ga je deze zomer ergens naartoe?

- Gehst du diesen Sommer irgendwo hin?
- Fährst du diesen Sommer irgendwo hin?

Ze vroeg waar ik naartoe ging.

Sie fragte mich, wohin ich denn ginge.

Ze is daar gisteren naartoe gegaan.

Sie ist gestern dahin gegangen.

Hij gaat daar elke dag naartoe.

Er geht jeden Tag dorthin.

Mijn hond volgt mij overal naartoe.

Mein Hund folgt mir überall hin.

Zeg hem waar hij naartoe moet.

Sag ihm, wohin er gehen soll.

Waar hebt ge Tom naartoe gestuurd?

- Wohin hast du Tom geschickt?
- Wohin habt ihr Tom geschickt?
- Wohin haben Sie Tom geschickt?

Waar ga je deze namiddag naartoe?

Wohin gehst du heute Nachmittag?

"Waar gaat Tom naartoe?" - "Naar München."

„Wohin fährt Tom?“ – „Nach München.“

- Waar ga je heen?
- Waar gaan jullie naartoe?
- Waar ga je naartoe?
- Waar gaat u naartoe?
- Waar gaat u heen?
- Waar gaan jullie heen?

- Wohin gehst du?
- Wo gehst du hin?
- Wohin gehen Sie?
- Wohin geht ihr?
- Wo geht ihr hin?
- Wo gehen Sie hin?

Weet jij waar hij naartoe is gegaan?

Weißt du, wo er hingegangen ist?

Ik weet niet waar je naartoe gaat.

Ich weiß nicht, wohin du gehst.

Waar gaan we naartoe na onze dood?

Wohin kommen wir, nachdem wir sterben?

Waar ga je in de zomervakantie naartoe?

Wohin gehst du in den Sommerferien?

Tom wou weten waar we naartoe gingen.

Tom wollte wissen, wo wir hingingen.

Waar zijt ge vorige zondag naartoe geweest?

Wo bist du letzten Sonntag hingegangen?

Niemand weet waar Tom naartoe is gegaan.

Niemand weiß, wohin Tom gegangen ist.

Ze wist nu waar het koekje naartoe was.

Sie wusste schon, wo der Keks war.

- Waar gaan jullie naartoe?
- Waar gaan jullie heen?

- Wohin geht ihr?
- Wo geht ihr hin?

- Waar ging je heen?
- Waar ging je naartoe?

Wohin gingst du gerade?

- Waar gaan we naartoe?
- Naar waar gaan we?

Wohin gehen wir?

- Waar ga je heen?
- Waar gaat ge naartoe?

- Wohin gehst du?
- Wo gehen Sie hin?

Hij is daar met de fiets naartoe gereden.

Er fuhr mit dem Fahrrad hin.

- Ga ergens anders naartoe.
- Ga ergens anders heen.

- Gehe irgendwo anders hin!
- Geh irgendwo anders hin!

- Waar moeten we heen?
- Waar moeten we naartoe?

Wo müssen wir hin?

- Waar wilt ge naartoe?
- Waar wil je heen?

- Wohin möchtest du gehen?
- Wo willst du hin?
- Wohin möchten Sie gehen?
- Wohin willst du gehen?

- Waar ga je heen?
- Waar ga je naartoe?

Wohin gehst du?

- Waar jullie ook naartoe gaan, vergeet me niet te schrijven.
- Ongeacht waar jullie naartoe gaan, vergeet me niet te schrijven.

Wo ihr auch immer hingeht, vergesst nicht, mir zu schreiben.

Ik besloten er met de trein naartoe te gaan.

Ich habe mich entschlossen, den Zug zu nehmen.

Ik zal je volgen, waar je ook naartoe gaat.

Ich werde dir folgen, wohin du auch gehen wirst.

Tom denkt dat hij weet waar Mary naartoe is.

- Tom glaubt zu wissen, wohin Maria gegangen ist.
- Tom glaubt zu wissen, wo Maria hingegangen ist.

Ik vraag mij af waar uw broer naartoe is.

Ich wundere mich, wohin dein Bruder ging.

Ongeacht waar jullie naartoe gaan, vergeet me niet te schrijven.

- Wo ihr auch immer hingeht, vergesst nicht, mir zu schreiben.
- Wo Sie auch immer hingehen, vergessen Sie nicht, mir zu schreiben.

Ik vermijd daar laat op de avond naartoe te gaan.

Ich vermeide es, spät nachts dorthin zu gehen.

- Waar gaan jullie dan naartoe?
- Waar gaan jullie dan heen?

Wo wollt ihr denn eigentlich hin?

Het restaurant waar we naartoe gingen was niet te duur.

Das Restaurant, in dem wir waren, war nicht allzu teuer.

- Naar waar gaat deze trein?
- Waar gaat deze trein naartoe?

- Wohin fährt dieser Zug?
- Wo fährt dieser Zug hin?