Translation of "Klok" in German

De klok luidt.

Die Glocke läutet.

Werkt deze klok?

Funktioniert diese Uhr?

Werkt die klok?

- Geht diese Uhr?
- Funktioniert diese Uhr?

- De klok klopt niet.
- De klok staat niet goed.

Die Uhr geht falsch.

- Deze klok doet het niet.
- Deze klok is kapot.

Diese Uhr ist kaputt.

- De klok tikt.
- De klok is aan het tikken.

Die Uhr tickt.

- Zie je de klok niet?
- Ziet u de klok niet?
- Zien jullie de klok niet?

Siehst du die Uhr nicht?

De klok loopt achter.

Die Uhr geht nach.

Wiens klok is het?

Wem gehört die Uhr?

Loopt die klok gelijk?

Geht diese Uhr?

De klok slaat vier.

Die Uhr schlägt vier.

De klok loopt voor.

Die Uhr geht vor.

Hoeveel kost deze klok?

Wie viel kostet diese Uhr?

De klok sloeg tien.

Die Uhr schlug zehn.

De klok werkt niet.

Die Uhr geht nicht.

Waar is mijn klok?

Wo ist meine Uhr?

Molly heeft een grote klok.

Molly hat eine große Uhr.

Hij moet de klok herstellen.

Er muss die Uhr reparieren.

Deze klok is van mij.

Das ist meine Uhr.

Tom keek naar de klok.

- Tom schaute auf die Uhr.
- Tom sah auf die Uhr.

Hij eet de klok rond.

Er isst rund um die Uhr.

Ik wil deze klok repareren.

Ich will diese Uhr reparieren.

Deze klok doet het niet.

Diese Uhr geht nicht.

Ze gaf hem een klok.

Sie schenkte ihm eine Uhr.

Ze gaf hem een ​​klok.

Sie hat ihm eine Uhr gegeben.

- Deze klok doet het niet.
- Deze klok is kapot.
- Dit horloge is stuk.

Diese Uhr ist kaputt.

Mijn klok loopt vijf minuten voor.

Meine Uhr geht fünf Minuten vor.

Die klok loopt één minuut voor.

Die Uhr geht eine Minute vor.

De klok loopt tien minuten achter.

Die Uhr geht zehn Minuten nach.

De klok is in Zwitserland gemaakt.

- Die Uhr ist in der Schweiz hergestellt.
- Die Uhr wurde in der Schweiz hergestellt.

Ik kocht een klok voor haar.

Ich kaufte ihr eine Uhr.

- Repareer de klok.
- Repareer het horloge.

Repariere die Uhr!

De klok heeft nog niet geluid.

Die Glocke hat noch nicht geläutet.

Er hangt een klok aan de muur.

Eine Uhr hängt an der Wand.

Volgens de klok heb ik nog drie minuten,

Der Uhr nach habe ich noch drei Minuten,

- Het uurwerk loopt achter.
- De klok loopt achter.

Die Uhr geht nach.

Zet de klok goed. Hij loopt tien minuten voor.

Stell deine Uhr. Sie geht zehn Minuten vor.

- Deze klok doet het niet.
- Dit uurwerk werk niet.

Diese Uhr geht nicht.

De klok die je me gegeven hebt, staat verkeerd.

Die Uhr, die du mir gegeben hast, geht falsch.

De klok staat stil. Hij heeft een nieuwe batterij nodig.

Die Uhr steht. Sie benötigt eine neue Batterie.

We kunnen elke morgen de klok van de kerk horen.

Wir können jeden Morgen die Kirchenglocke hören.

- Mijn horloge moet gerepareerd worden.
- Mijn klok moet gerepareerd worden.

Meine Uhr muss repariert werden.

- Ze gaf hem een klok.
- Ze gaf hem een horloge.

Sie hat ihm eine Uhr gegeben.

Dat ontkent dat we tikken volgens de klok van de bioritmen,

die negiert, dass wir nach einem Biorhythmus leben,

- Ik kan het niet ongedaan maken.
- Ik kan de klok niet terugdraaien.

Ich kann es nicht ungeschehen machen.

- Het oude uurwerk is nog in gebruik.
- De oude klok wordt nog altijd gebruikt.

- Die alte Uhr ist noch immer in Verwendung.
- Die alte Uhr wird immer noch benutzt.

- Ze gaf hem een klok.
- Ze gaf hem een horloge.
- Zij gaf hem een uurwerk.

- Sie hat ihm eine Uhr gegeben.
- Sie schenkte ihm eine Uhr.

- In mijn kamer zijn er geen klokken.
- Er is geen enkele klok in mijn kamer.

- In meinem Zimmer gibt es keine Uhren.
- Es gibt in meinem Zimmer keine Uhr.

- De klok die je me gegeven hebt, staat verkeerd.
- Het horloge dat je me gegeven hebt, loopt voor.

Die Uhr, die du mir gegeben hast, geht falsch.

- Het oude uurwerk is nog in gebruik.
- De oude klok wordt nog altijd gebruikt.
- Het oude horloge is nog steeds in gebruik.

Die alte Uhr ist noch immer in Verwendung.