Translation of "Ziet" in German

Wat ziet hij?

Was sieht er?

Wat ziet zij?

Was sieht sie?

Hij ziet slecht.

Er sieht schlecht.

Ziet u mij?

- Seht ihr mich?
- Sehen Sie mich?

Tom ziet dingen.

Tom sieht Dinge.

Hij ziet niets.

- Er schaut nichts an.
- Er sieht nichts.

- Het ziet er goed uit.
- Hij ziet er goed uit.
- U ziet er goed uit.
- Zij ziet er goed uit.

Er sieht gut aus.

- Ziet ge iets?
- Ziet u iets?
- Zien jullie iets?

Siehst du etwas?

- Ziet er goed uit!
- Dat ziet er goed uit!

Sieht gut aus!

- Hoe ziet jouw planeet eruit?
- Hoe ziet uw planeet eruit?
- Hoe ziet jullie planeet eruit?

Wie ist es so auf deinem Planeten?

- Hij ziet er blij uit.
- Hij ziet er gelukkig uit.

- Sie sieht glücklich aus.
- Er sieht glücklich aus.

- Het ziet er goed uit.
- Dat ziet er goed uit.

Das sieht gut aus.

- Je ziet er moe uit.
- U ziet er moe uit.

- Du siehst müde aus.
- Sie sehen müde aus.

- Je ziet er mooi uit.
- Je ziet er knap uit.

Du siehst gut aus.

- Jij ziet er gezond uit.
- Je ziet er gezond uit.

- Du siehst gesund aus.
- Sie sehen gesund aus.

- Ziet het er oké uit?
- Ziet het er acceptabel uit?

Sieht es gut aus?

- Tom ziet er gaaf uit.
- Tom ziet er cool uit.

Tom sieht cool aus.

- Ge ziet er dom uit.
- Je ziet er dom uit.

Du siehst dumm aus.

- Je ziet er goed uit!
- Je ziet er goed uit.

Du siehst gut aus!

- Ge ziet er goed uit.
- Je ziet er goed uit.

Gut schaust du aus.

- Het ziet er vreemd uit.
- Het ziet er raar uit.

Es erscheint seltsam.

Je ziet een weg.

Siehst du die Straße?

Hoe ziet ze eruit?

Wie sieht sie aus?

Hoe ziet het eruit?

Wie sieht es aus?

Wie ziet het geld?

Wer sieht das Geld?

Georgia ziet een kat.

Georgia sieht eine Katze.

Laurie ziet een kat.

Laurie sieht eine Katze.

Hoe ziet hij eruit?

Wie sieht er aus?

Hoe ziet zij eruit?

Wie sieht das Mädchen aus?

Mary ziet paarse bloemen.

Maria sieht purpurfarbene Blumen.

Ziet er goed uit!

Sieht gut aus!

- Ge ziet er bleek uit vandaag.
- Je ziet er bleek uit vandaag.
- Je ziet wat bleekjes vandaag.

Du siehst heute blass aus.

Zo ziet een virus eruit, zoals het coronavirus er uit ziet

So sieht ein Virus, wie zum Beispiel das Coronavirus, aus.

- Ge ziet er heel moe uit.
- Je ziet er erg moe uit.
- U ziet er erg moe uit.

- Du siehst sehr müde aus.
- Sie sehen sehr müde aus.

- Ge ziet er heel bleek uit.
- Je ziet er erg bleek uit.

- Du siehst sehr blass aus.
- Du bist ganz bleich im Gesicht.
- Du siehst sehr blaß aus.
- Sie sehen sehr blass aus.

- Groet haar als ge haar ziet!
- Zeg hallo als je haar ziet.

Grüßen Sie sie, wenn Sie sie sehen!

- Tom ziet er altijd blij uit.
- Tom ziet er altijd gelukkig uit.

Tom sieht immer glücklich aus.

- Tom ziet er vanmorgen moe uit.
- Tom ziet er vermoeid uit vanmorgen.

Tom sieht heute Morgen müde aus.

Ziet die er zo uit?

Sieht er wirklich so aus?

Ziet iedereen dat? Gaaf, nietwaar?

Sehen das alle? Cool, oder?

Je ziet hier een trolley.

Da ist auch ein Hängewagen.

Dat ziet er goed uit.

Das sieht gut aus.

Ge ziet er verveeld uit.

- Du siehst gelangweilt aus.
- Du scheinst gelangweilt zu sein.

Je ziet er bleek uit.

Du siehst blass aus.

Tom ziet er bleekjes uit.

- Tom sieht bleich aus.
- Tom sieht blass aus.

Hij ziet er verdacht uit.

Er sieht verdächtig aus.

Hij ziet er bleek uit.

Er sieht blass aus.

Hij ziet er sterk uit.

Er sieht stark aus.

Die vent ziet ze vliegen!

Der Typ ist total verrückt!

Je ziet er moe uit.

- Du siehst müde aus.
- Du scheinst müde zu sein.

Hij ziet er gezond uit.

Er sieht gesund aus.

Ze ziet er triest uit.

Sie sieht traurig aus.

Ze ziet er rijk uit.

Sie scheint reich zu sein.

Ze ziet er moe uit.

Sie sieht müde aus.

Hij ziet er jong uit.

Er sieht jung aus.

Tom ziet er gelukkig uit.

- Tom scheint glücklich.
- Tom sieht glücklich aus.

Je ziet er treurig uit.

Du siehst traurig aus.

Je ziet er voldaan uit.

Sie sehen zufrieden aus.

Tom ziet er geweldig uit.

Tom sieht toll aus.

Hij ziet er goed uit.

Er sieht gut aus.

Je ziet er fantastisch uit.

Du siehst fantastisch aus.

Hij ziet er moe uit.

- Er scheint müde zu sein.
- Er sieht müde aus.

Men gelooft wat men ziet.

- Was man sieht, glaubt man.
- Man glaubt das, was man sieht.

Het ziet er goed uit.

Das sieht gut aus.

Tom ziet er ziek uit.

Tom sieht krank aus.

Tom ziet er schuldig uit.

Tom sieht schuldig aus.

Je ziet er gespannen uit.

- Du scheinst unter Stress zu stehen.
- Sie scheinen unter Stress zu stehen.

Ze ziet er leuk uit.

Das klingt nach Spaß.

Tom ziet er uitgeput uit.

Tom sieht erschöpft aus.

Ge ziet er goed uit.

Gut schaust du aus.

Je ziet er gelukkig uit.

- Du siehst glücklich aus.
- Er sieht glücklich aus.

Je ziet er dik uit.

Du siehst dick aus.

Tom ziet er jong uit.

Tom sieht jung aus.

Wat als iemand ons ziet?

- Was, wenn uns jemand sieht?
- Was machen wir, wenn uns jemand sieht?