Translation of "Foto" in German

0.023 sec.

Examples of using "Foto" in a sentence and their german translations:

- Het is haar foto.
- Het is zijn foto.

Das ist ihr Foto.

- Deze foto heeft hij gemaakt.
- Deze foto heeft hij getrokken.
- Hij heeft deze foto gemaakt.
- Deze foto heeft hij genomen.

- Dieses Foto hat er gemacht.
- Dieses Foto machte er.

- Wie nam de foto?
- Wie heeft de foto genomen?

- Wer hat das Foto gemacht?
- Wer hat das Foto geschossen?

- Wiens foto is dit?
- Van wie is deze foto?

Wessen Foto ist das?

- Tom heeft de foto verwijderd.
- Tom verwijderde de foto.

Tom hat das Bild gelöscht.

- Deze foto heeft hij gemaakt.
- Deze foto heeft hij getrokken.
- Hij heeft deze foto gemaakt.

Dieses Foto hat er gemacht.

- Hij toonde me haar foto.
- Hij toonde me zijn foto.

Er zeigte mir sein Foto.

- Ik houd van deze foto.
- Ik hou van deze foto.

- Ich liebe dieses Foto.
- Ich liebe dieses Photo.
- Ich liebe dieses Bild.

- Mag ik een foto maken?
- Mag ik een foto nemen?

Darf ich ein Foto machen?

De foto was vervalst.

Das Foto wurde gefälscht.

Wie nam de foto?

Wer hat das Foto geschossen?

Het is haar foto.

- Das ist ihr Foto.
- Es ist ihr Foto.

Kijk naar deze foto.

Schauen Sie auf dieses Bild.

Ik zag haar foto.

Ich sah ihr Foto.

Deze foto fascineert me.

Dieses Bild fasziniert mich.

Heb je een foto?

Hast du ein Bild?

Het is zijn foto.

Es ist sein Foto.

- Laat me de foto zien.
- Laat me de foto eens zien.

- Zeige mir das Foto!
- Zeig mal das Foto her!

- Laat ons hier een foto maken.
- Laten we hier een foto maken.

Lasst uns hier ein Foto machen.

Is dit een recente foto?

Ist das ein aktuelles Foto?

Laat me de foto zien.

- Zeige mir das Foto!
- Zeig mal das Foto her!

Hij stuurde me zijn foto.

Er hat mir ein Bild von sich geschickt.

Hij toonde me haar foto.

Er zeigte mir ihr Foto.

Hij vroeg naar een foto.

Er bat um ein Bild.

Ik hou van deze foto.

- Ich liebe dieses Foto.
- Ich liebe dieses Photo.
- Ich liebe dieses Bild.

Ik houd van deze foto.

- Ich liebe dieses Photo.
- Ich liebe dieses Bild.

Is dat een nieuwe foto?

Ist das ein neues Lichtbild?

Ik hou van zijn foto.

Ich mag sein Foto.

- Mag ik een foto van je maken?
- Mag ik een foto van u maken?
- Mag ik een foto van je nemen?

- Darf ich dich fotografieren?
- Darf ich euch fotografieren?
- Darf ich Sie fotografieren?

- Mag ik een foto van je maken?
- Mag ik een foto van u maken?

- Darf ich ein Foto von Ihnen machen?
- Darf ich dich fotografieren?

- Kan je een foto van ons nemen?
- Kunt u een foto van ons nemen?

Können Sie uns fotografieren?

- Dit is een foto van de luchthaven.
- Dit is een foto van het vliegveld.

Dies ist ein Foto vom Flughafen.

- Ik heb een foto van haar genomen.
- Ik heb een foto van haar gemaakt.

Ich habe ein Foto von ihr gemacht.

- Kan je een foto van mij maken?
- Kunt u een foto van mij maken?

Kannst du ein Foto von mir machen?

Op de foto glimlachen ze allemaal.

Alle auf der Fotografie lächeln.

Hier is een foto van haar.

Hier ist ein Foto von ihr.

Die foto is genomen in Nara.

Dieses Foto wurde in Nara aufgenommen.

Wat zie je op de foto?

Was siehst du auf dem Bild?

De foto herinnerde me aan Schotland.

Das Bild erinnerte mich an Schottland.

Ik maak geen foto van hen.

Ich fotografiere sie nicht.

Hier is een foto van mij.

Hier ist ein Bild von mir.

Zullen we hier een foto maken?

Wollen wir hier ein Foto machen?

Laat me alsjeblieft je foto zien.

- Zeig mir bitte ein Foto von dir!
- Zeigen Sie mir bitte ein Foto von sich!

Deze foto is genomen in Nara.

- Dieses Foto wurde in Nara aufgenommen.
- Diese Foto wurde in Nara gemacht.

Ze liet hem mijn foto zien.

Sie hat ihm mein Bild gezeigt.

De foto is niet scherp genoeg.

Das Foto ist nicht scharf genug.

Tom heeft Mary de foto getoond.

Tom hat Maria das Foto gezeigt.

Laat me de foto eens zien.

Zeig mal das Foto her!

Deze foto heb ik vorige week gemaakt.

Ich habe das Foto vor einer Woche geschossen.

De foto ging van hand tot hand.

Das Foto wurde von Hand zu Hand gereicht.

De foto hangt nu aan de muur.

Das Bild hängt jetzt an der Wand.

Ik zal je de foto laten zien.

Ich werde Ihnen das Bild zeigen.

Herkent u de man op deze foto?

- Erkennt ihr den Mann auf diesem Foto?
- Erkennen Sie den Mann auf diesem Foto?
- Erkennst du den Mann auf diesem Foto?

Ik heb een foto van haar gemaakt.

Ich habe ein Foto von ihr gemacht.

Dit is een foto van de luchthaven.

Dies ist ein Foto vom Flughafen.

Ik hoop zijn foto gauw te zien.

Ich hoffe, sein Foto bald zu sehen.

Hij nam een foto van de koala.

Er machte ein Foto vom Koala.

Kunt u een foto van mij maken?

- Könnten Sie ein Foto von mir machen?
- Können Sie ein Foto von mir machen?

Mag ik een foto van je maken?

- Darf ich ein Foto von Ihnen machen?
- Darf ich ein Foto von dir machen?
- Darf ich ein Foto von euch machen?

Ik heb een foto van de luchthaven.

Ich habe ein Foto vom Flughafen.