Translation of "Betaal" in German

Ik betaal.

Ich werde zahlen.

Betaal alstublieft!

Bitte zahlen!

Betaal je?

Bezahlst du?

Ik betaal vooraf.

Ich zahle voraus.

Ik betaal contant.

Ich zahle bar.

Ik betaal wel.

Ich bezahle.

Ik betaal belastingen.

Ich bezahle Steuern.

Betaal op tijd!

- Bezahlt pünktlich!
- Bezahlen Sie pünktlich!

Deze keer betaal ik.

Diesmal zahle ich.

Ik betaal Tom goed.

- Ich bezahle Tom gut.
- Tom bezahle ich gut.

Ik betaal de factuur.

Ich bezahle die Rechnung.

Ik betaal de koffie.

Der Kaffee geht auf mich.

Ik betaal de rekening.

Ich bezahle die Rechnung.

Betaal bij voorkeur elektronisch.

Bezahlen Sie vorzugsweise auf elektronischem Weg.

Ik betaal daar niet voor.

Dafür bezahle ich nicht!

Hoeveel huur betaal je voor het appartement?

Wie viel Miete bezahlst du für das Appartement?

- Deze keer betaal ik.
- Deze keer trakteer ik.

Diesmal zahle ich.

Normaal betaal ik met een kredietkaart in plaats van met baar geld.

Normalerweise zahle ich eher mit Kreditkarte als bar.

- Nee, nee, ik heb het bij mij.
- Nee, nee, ik trakteer.
- Nee, nee, ik betaal.

Nein, nein, das geht auf meine Rechnung.