Translation of "Kleding" in French

Hij koopt kleding.

Il achète des vêtements.

Tom heeft kleding nodig.

Tom a besoin de vêtements.

Deze kleding staat je goed.

Ce vêtement-ci te va bien.

Ze draagt altijd modieuse kleding.

Elle porte toujours des vêtements à la mode.

Mayuko ontwierp haar eigen kleding.

Mayuko a conçu ses propres vêtements.

Ik draag geen suggestieve kleding.

Je ne porte pas de vêtements affriolants.

Ik verkoop kleding via internet.

Je vends des vêtements en ligne.

We gaven hen geld en kleding.

- Nous leur donnâmes de l'argent et des vêtements.
- Nous leur avons donné de l'argent et des vêtements.

Onze kinderen hebben nieuwe kleding nodig.

Nos enfants ont besoin de nouveaux vêtements.

- Tom heeft spullen nodig.
- Tom heeft kleding nodig.

- Tom a besoin de vêtements.
- Tom a besoin de fringues.

Hij zag een amorfe figuur in baggy kleding.

Il a aperçu une silhouette amorphe portant des vêtements amples.

Dat is leuk als je albums of kleding verkoopt.

Ce qui est génial si vous vendez des albums ou des vêtements.

Er is geen slecht weer, alleen maar slechte kleding.

- Il n'y a pas de mauvais temps, il n'y a que des vêtements inappropriés.
- Il n'y a pas de mauvaise météo, seulement de mauvais habits.

Hij gaf ons niet alleen kleding, maar ook wat geld.

Il nous donna non seulement des habits, mais aussi un peu d'argent.

- Deze kleding staat je goed.
- Deze kleren staan u goed.

Ces habits te vont bien.

- Deze kleding staat je goed.
- Dit kledingstuk is goed geschikt voor u.

Ce vêtement-ci te va bien.

- Zijn kleren stinken altijd.
- Zijn kleren ruiken altijd slecht.
- Zijn kleding stinkt altijd.

Ses habits sentent toujours mauvais.