Translation of "Heeft" in French

0.008 sec.

Examples of using "Heeft" in a sentence and their french translations:

Heeft heeft succes in alles.

Il réussit en tout.

- Hij heeft longkanker.
- U heeft longkanker.
- Ze heeft longkanker.

- Il a le cancer des poumons.
- Elle a le cancer des poumons.
- Vous avez un cancer du poumon.
- Il a un cancer du poumon.
- Elle a un cancer du poumon.

- Ze heeft geluk.
- Zij heeft geluk.

- Elle est chanceuse.
- Elle est chançarde.

- Tom heeft bekend.
- Tom heeft gebiecht.

Tom a avoué.

- Hij heeft gewonnen.
- Zij heeft gewonnen.

Elle a gagné.

- Hij heeft niets.
- Ze heeft niets.

- Il n'a rien.
- Elle n'a rien.

God heeft gegeven, God heeft genomen.

Dieu a repris ce qu'il a donné.

- Heeft u kinderen?
- Heeft hij kinderen?

Avez-vous des enfants ?

Heeft gestemd!

A voté !

- Tom heeft een keelontsteking.
- Tom heeft een keelamandelontsteking.
- Tom heeft tonsillitis.

Tom a une angine.

- Zij heeft het gedaan.
- Ze heeft het gedaan.
- Dat heeft zij gedaan.
- Dat heeft ze gedaan.

Elle l'a fait.

- Tom heeft het mis.
- Tom heeft ongelijk.

Tom a tort.

Wie geschreven heeft, heeft twee keer gelezen.

Celui qui a écrit, a lu deux fois.

Wie de kracht heeft, heeft het recht.

Celui qui détient la force, détient le droit.

Wie de wil heeft, heeft de macht.

Qui a la volonté a la force.

- Hij heeft vooruitbetaald.
- Hij heeft vooraf betaald.

Il a prépayé.

- Wie heeft je gestuurd?
- Wie heeft u gestuurd?
- Wie heeft jullie gestuurd?

- Qui t'a envoyé ?
- Qui t'a envoyée ?
- Qui vous a envoyé ?
- Qui vous a envoyée ?

- Heeft ze geld nodig?
- Heeft hij geld nodig?
- Heeft u geld nodig?

Avez-vous besoin d'argent ?

- Heeft u een kredietkaart?
- Heeft u een creditcard?

Avez-vous une carte de crédit ?

- Ze heeft hulp nodig.
- Hij heeft hulp nodig.

Elle a besoin d'aide.

- Ze heeft een hartkwaal.
- Ze heeft een hartaandoening.

Elle était malade du cœur.

- Ze heeft weinig vrienden.
- Zij heeft weinig vrienden.

- Elle a peu d'amis.
- Elle a peu d'amies.

- Zij heeft geen vijanden.
- Ze heeft geen vijanden.

Elle n'a pas d'ennemis.

- Hij heeft twaalf zoons.
- Hij heeft twaalf kinderen.

- Il n'a pas moins de douze enfants.
- Il a douze enfants.

- Sara heeft eenendertig stiften.
- Sara heeft 31 pennen.

Sara a trente et un stylos.

- Hij heeft zelfmoord gepleegd.
- Hij heeft zichzelf omgebracht.

- Il s'est tué lui-même.
- Il s'est suicidé.

- Misschien heeft Tom gelijk.
- Tom heeft misschien gelijk.

Il se pourrait que Tom ait raison.

- Zij heeft twee zusters.
- Ze heeft twee zussen.

Elle a deux sœurs.

- Tom heeft spullen nodig.
- Tom heeft kleding nodig.

- Tom a besoin de vêtements.
- Tom a besoin de fringues.

- Tom heeft veel vrienden.
- Tom heeft veel vriendinnen.

Antoine a beaucoup d'amies.

- Hij heeft een vaatwasser.
- Hij heeft een afwasmachine.

Il possède un lave-vaisselle.

- Zij heeft je nodig.
- Zij heeft u nodig.

- Elle a besoin de toi.
- Elle a besoin de vous.

- Hij heeft je nodig.
- Hij heeft u nodig.

- Il a besoin de toi.
- Il a besoin de vous.

- Zij heeft geld nodig.
- Ze heeft geld nodig.

Elle a besoin d'argent.

- Zij heeft je nodig.
- Hij heeft je nodig.

Il a besoin de toi.

- Natuurlijk, hij heeft gelijk.
- Natuurlijk heeft hij gelijk.

- Évidemment, il a raison.
- Bien sûr qu'il a raison.

- Ze heeft grote borsten.
- Zij heeft grote borsten.

Elle a des gros seins.

- Heeft hij u ontroerd?
- Heeft hij u geraakt?

T'a-t-il touchée ?

- Ze heeft twintig kinderen.
- Zij heeft twintig kinderen.

Elle a vingt enfants.

- Tom heeft geen creditcard.
- Tom heeft geen kredietkaart.

Tom n'a pas de carte de crédit.

- Heeft Lucy al gebeld?
- Heeft Lucy al getelefoneerd?

- Est-ce que Lucy a déjà appelé ?
- Lucie a-t-elle déjà téléphoné ?

- Wie heeft Tom gedood?
- Wie heeft Tom vermoord?

Qui a tué Tom ?

- Zij heeft veel geld.
- Hij heeft veel geld.

Elle a beaucoup d'argent.

- Uiteindelijk heeft Tom bekend.
- Tom heeft eindelijk bekend.

- Tom a finalement avoué.
- Tom finit par avouer.

Tom heeft gewonnen maar Hans daarentegen heeft verloren.

Tom a gagné, Hans quant à lui, a perdu.

- Ze heeft groene ogen.
- Hij heeft groene ogen.

- Elle a les yeux verts.
- Il a les yeux verts.

- Het heeft veel gesneeuwd.
- Het heeft flink gesneeuwd.

Il a beaucoup neigé.

- Hij heeft een beslissing genomen.
- Hij heeft besloten.

- Il s'est décidé.
- Il a décidé.
- Il a pris sa décision.
- C'est lui qui a décidé.

- Ze heeft weer verloren.
- Zij heeft weer verloren.

Elle a encore perdu.

- Dat heeft hij gedaan.
- Hij heeft het gedaan.

Il l'a fait.

- Hij heeft het geprobeerd.
- Zij heeft het geprobeerd.

- Il a tenté.
- Elle a tenté.

heeft mogen voegen.

à rejoindre son roi.

Heeft u lucifers?

Avez-vous des allumettes ?

Heeft Bob gelijk?

Bob a-t-il raison ?

Ze heeft stuiptrekkingen.

Elle a des convulsions.

Heeft hij broers?

A-t-il des frères ?

Heeft hij kinderen?

- A-t-il des enfants ?
- A-t-il des enfants ?
- A-t-il le moindre enfant ?

Wat heeft ze?

- Qu'est-ce qu'elle a ?
- Qu'a-t-elle ?

Heeft hij gelijk?

A-t-il raison ?

Tom heeft allergieën.

Tom a des allergies.

Tom heeft artritis.

Tom a de l'arthrite.

Ze heeft ongelijk.

Elle a tort.

Iedereen heeft gebreken.

Tout le monde a des défauts.

Iedereen heeft geheimen.

Tout le monde a ses secrets.

Heeft u honger?

Avez-vous faim ?

Tom heeft scheurbuik.

Tom a le scorbut.

Tom heeft gokschulden.

Tom a des dettes de jeu.

Hij heeft geboerd.

Il éructait.

Niemand heeft gefaald.

Personne n'a échoué.

Tom heeft heimwee.

Tom a le mal du pays.

Tom heeft huwelijksproblemen.

Tom a des problèmes conjugaux.

Heeft u gereserveerd?

- Avez-vous réservé ?
- Vous avez réservé ?

Tom heeft kanker.

Tom a le cancer.