Translation of "Jaar" in French

Dit jaar...

Cette année,

...week na maand na jaar na jaar.

au cours des semaines, des mois et des années.

De wereldbevolking groeit van jaar tot jaar.

La population mondiale augmente d'année en année.

- Zij is eenendertig jaar.
- Ze is eenendertig jaar.

Elle a 31 ans.

In het jaar 2012 wordt Esperanto 125 jaar.

En 2012, l'espéranto atteindra ses 125 ans.

Drie jaar geleden

Il y a trois ans,

Honderd jaar geleden

Il y a cent ans,

30 jaar geleden,

il y a 30 ans

Tot volgend jaar!

À l'année prochaine !

- Ik ben 18 jaar.
- Ik ben achttien jaar oud.

J'ai dix-huit ans.

- Ik ben twaalf jaar oud.
- Ik ben twaalf jaar.

J'ai douze ans.

- Stuur je dit jaar kerstkaarten?
- Stuurt u dit jaar kerstkaarten?
- Sturen jullie dit jaar kerstkaarten?

- Envoyez-vous des cartes de Noël cette année ?
- Envois-tu des cartes de Noël cette année ?

- Ik ben 18 jaar.
- Ik ben achttien jaar oud.
- Ik ben achttien jaar.
- Ik ben achttien.

J'ai dix-huit ans.

Vanaf het jaar 1 tot en met het jaar 1820

De l'an 1 jusqu'à 1820,

Volgens de wetenschapslui warmt de atmosfeer jaar na jaar op.

Selon les scientifiques, l'atmosphère se réchauffe d'année en année.

- Tom is dertig jaar oud.
- Tom is 30 jaar oud.

- Tom a trente ans.
- Thomas a 30 ans.

- Tyfoons troffen Japan elk jaar.
- Tyfoons treffen Japan elk jaar.

- Les typhons frappent le Japon chaque année.
- Les typhons frappent le Japon tous les ans.

- Een jaar telt vier seizoenen.
- Een jaar heeft vier seizoenen.

Une année compte quatre saisons.

De laatste paar jaar

Depuis quelques années,

Ongeveer 200 jaar geleden

Il y a environ 200 ans,

De afgelopen paar jaar

Durant ces dernières années,

Ik ben tachtig jaar.

J'ai maintenant 80 ans.

Ik ben 19 jaar.

J'ai 19 ans.

Veertig jaar zijn voorbij.

Quarante ans ont passés.

Welk jaar is het?

En quelle année sommes-nous ?

Ik ga elk jaar.

J'y vais tous les ans.

Ze is vijf jaar.

Elle a cinq ans.

Ben je tien jaar?

Tu as dix ans ?

Ze is drieëndertig jaar.

Elle a trente-trois ans.

Sinds een paar jaar.

Depuis quelques années.

Ik ben 18 jaar.

J'ai dix-huit ans.

- Tien jaar, dat is lang.
- Tien jaar is een lange tijd.

- Dix ans c'est long.
- Dix ans, c'est long.

- Waar heb je vorig jaar gewoond?
- Waar woonde je vorig jaar?

Où habitiez-vous l'année dernière ?

- Het was in het jaar tweeduizend.
- Dat was in het jaar tweeduizend.
- Dit was in het jaar tweeduizend.

C'était en l'an deux mille.

- Vorig jaar was er veel sneeuw.
- Er was veel sneeuw vorig jaar.
- Het heeft afgelopen jaar veel gesneeuwd.

- Il y a eu beaucoup de neige l'année dernière.
- Il a beaucoup neigé l'année dernière.

- Marilyn Monroe overleed 33 jaar geleden.
- Marilyn Monroe stierf 33 jaar geleden.

Marilyn Monroe est morte il y a 33 ans.

- Vorig jaar was er veel sneeuw.
- Het heeft afgelopen jaar veel gesneeuwd.

Il a beaucoup neigé l'an dernier.

- Mijn zuster is drie jaar oud.
- Mijn zus is drie jaar oud.

Ma sœur a trois ans.

- Ik ben 18 jaar.
- Ik ben achttien jaar oud.
- Ik ben achttien.

J'ai dix-huit ans.

- Vorig jaar was er veel sneeuw.
- Er was veel sneeuw vorig jaar.

Il y a eu beaucoup de neige l'année dernière.

- Er was veel sneeuw vorig jaar.
- Het heeft afgelopen jaar veel gesneeuwd.

- Il y a eu beaucoup de neige l'année dernière.
- Il a beaucoup neigé l'année dernière.

- Dat was in het jaar tweeduizend.
- Dit was in het jaar tweeduizend.

C'était en l'an deux mille.

- Dit hotel is vorig jaar gebouwd.
- Dit hotel werd vorig jaar gebouwd.

Cet hôtel fut construit l'année dernière.

- Het was in het jaar tweeduizend.
- Dat was in het jaar tweeduizend.

C'était en l'an deux mille.

Hij leefde nog twintig jaar

il vécut encore 20 ans,

Tien jaar later, in 2014,

Dix ans plus tard, en 2014,

Dit was 10 jaar geleden

Tout ça s'est passé il y a dix ans,

In de afgelopen 10 jaar

Au cours des 10 dernières années,

En wel honderd jaar worden.

Et vivre jusqu'à 100 ans.

Ze overnachten hier ieder jaar.

Ils passent la nuit ici chaque année.

Iedereen had een goed jaar.

Tout le monde a eu une bonne année.

Helen is zeventien jaar oud.

Helen a dix-sept ans.

De oorlog duurde twee jaar.

La guerre dura deux ans.

Een jaar heeft twaalf maanden.

- Il y a douze mois dans une année.
- Une année a douze mois.
- Une année compte douze mois.

Volgend jaar word ik zeventien.

L’année prochaine, j’aurai dix-sept ans.

Hij bezocht Kyoto vorig jaar.

Il a visité Kyoto l'an dernier.

Hij werd tachtig jaar oud.

Il vécut jusqu'à quatre-vingts ans.

Niemand kan tweehonderd jaar leven.

Personne ne peut vivre deux cents ans.

Ik ben zestien jaar oud.

J'ai seize ans.

Ik ben 25 jaar oud.

J'ai vingt-cinq ans.

Ik ben dertig jaar oud.

- J'ai trente ans.
- Je suis trentenaire.
- J'ai 30 ans.

Tien jaar, dat is lang.

Dix ans, c'est long.

Hij stierf vijf jaar geleden.

- Il est mort depuis cinq ans.
- Il est mort il y a cinq ans.

Ze is afgelopen jaar geboren.

Elle est née l'année dernière.

Ze zijn 4 jaar getrouwd.

Ils sont mariés depuis 4 ans.

Ze is veertig jaar oud.

Elle a quarante ans.

Ik ben achttien jaar oud.

J'ai dix-huit ans.

Tom is vorig jaar overleden.

- Tom est mort l'an dernier.
- Tom est mort l'année dernière.

Laurie is twintig jaar oud.

Laurie a vingt ans.