Translation of "Citroen" in French

- Ik heb jouw citroen opgegeten.
- Ik heb uw citroen opgegeten.

- J'ai mangé ton citron.
- J'ai mangé votre citron.
- Je mangeais ton citron.
- Je mangeais votre citron.
- Je mangeai ton citron.
- Je mangeai votre citron.

De citroen is geel.

Le citron est jaune.

Ik eet een citroen.

Je mange un citron.

Deze salade smaakt naar citroen.

Cette salade a un goût de citron.

Een thee met citroen, alstublieft.

Un thé au citron, s’il vous plaît.

Ik heb jouw citroen opgegeten.

J'ai mangé ton citron.

Ik drink nooit thee met citroen.

Je ne bois jamais du thé avec du citron.

Voor mij thee met citroen alstublieft.

Pour moi du thé au citron, je vous prie.

De citroen heeft een eigen smaak.

Le citron a une saveur bien à lui.

- Ik hou van sinaasappels, maar ik hou meer van citroenen.
- Ik hou van sinaasappel, maar ik hou meer van citroen.

J'aime les oranges, mais j'aime plus les citrons.