Translation of "Bed" in English

- Ga naar bed.
- Ga naar het bed.

Go to bed.

- Verdwijn uit mijn bed.
- Verdwijn uit m'n bed.

Get out of my bed.

Eerst het bed.

Okay, first thing: bedding!

Ga naar bed.

- Go to bed!
- Go to bed.

Blijf in bed!

Stay in bed.

- Tom ging naar bed.
- Tom is naar bed gegaan.

Tom went to bed.

- Maak alsjeblieft het bed op.
- Maak alstublieft het bed op.

Please make the bed.

- Ga maar gewoon naar bed.
- Ga nou maar naar bed.

Just go back to bed.

- Het bed staat in brand!
- Het bed staat in vlammen!

The bed is on fire!

- "Ik ga op bed." "Goed."
- „Ik ga naar bed.” – „Goed.”

"I'm going to bed." "Fine."

Maak je bed op.

Make your bed.

Mag ik naar bed?

May I go to bed?

Ik ga naar bed.

- I'm going to bed.
- I am going to bed.

Dat bed lijkt stevig.

This bed looks solid.

Ik ging naar bed.

I went to bed.

Ga terug naar bed.

Go back to bed.

Dit bed is zwaar.

This bed is heavy.

Ik sprong uit bed.

I sprang out of bed.

Ik ben in bed.

I'm in bed.

Tom ligt in bed.

Tom is in bed.

Ik moet naar bed.

- I need to hit the sack.
- I have to sleep.

Tom kwam van bed.

Tom got out of bed.

Tom ging naar bed.

- Tom got into bed.
- Tom went to bed.

Verdwijn uit mijn bed.

- Get out of my bed.
- Get out of my bed!

Blijf niet in bed tenzij u geld in bed kunt verdienen.

Don't stay in bed, unless you can make money in bed.

- Tom is in bed gestorven.
- Tom is in een bed gestorven.

Tom died in bed.

- Wat is er onder jouw bed?
- Wat is er onder je bed?

What's under your bed?

- Hij ging op het bed zitten.
- Hij zette zich op het bed.

He sat on the bed.

- Ga slapen.
- Ga naar bed.
- Bedtijd!
- Tijd om naar bed te gaan!

- Go to sleep.
- Go to bed!

De patiënt mocht uit bed.

The patient was allowed up.

Tom ligt ziek in bed.

Tom is lying ill in bed.

Hij zat op het bed.

- He sat on the bed.
- He was sitting on the bed.

Jane ligt ziek in bed.

Jane is sick in bed.

Ze is goed in bed.

She's good in bed.

Laten we naar bed gaan.

Let's go to bed.

Hij ging vroeg naar bed.

He went to bed early.

Ze ging vroeg naar bed.

She went to bed early.

Tom zat op het bed.

Tom was sitting on the bed.

Maak alsjeblieft je bed op.

Please make your bed.

Ik moet nu naar bed.

I need to go to bed now.

Tom is onder het bed.

Tom is under the bed.

Ik heb geen bed nodig.

I don't need a bed.

Hij sliep in het bed.

He slept in the bed.

Hij ligt in zijn bed.

He is lying in his bed.

Je moet terug naar bed.

You need to go to bed again.

Dit bed is te zacht.

This bed is too soft.

Ik lees vaak in bed.

I often read in bed.

Layla lag op het bed.

Layla was lying on the bed.

Tom maakte zijn bed op.

Tom made his bed.

Tom lag niet in bed.

Tom wasn't in bed.

Iedere kamer heeft een bed.

Every room has a bed.

Maak alstublieft het bed op.

Please make the bed.

Hij ligt toch in bed?

He's in bed, isn't he?

Tom is in bed gestorven.

Tom died in bed.

Het bed staat in brand!

The bed is on fire!

Alle kinderen gingen naar bed.

All the children went to bed.

- Moet je niet in bed zijn?
- Hoor je niet in bed te liggen?

Shouldn't you be in bed?

- Misschien moet je naar bed.
- Misschien kan je maar beter naar bed gaan.

- Perhaps you should go to bed.
- Maybe you should go to bed.

- Hij ligt in bed met de griep.
- Hij ligt in bed met griep.

He's in bed with the flu.