Translation of "Bang" in English

- Ze zijn bang.
- Zij zijn bang.

They're scared.

- Wees niet bang.
- Wees niet bang!

- Don't be afraid.
- Don't be afraid!

- Waarom was je bang?
- Waarom was u bang?
- Waarom waren jullie bang?

Why were you frightened?

- Wat maakte je bang?
- Wat heeft je bang gemaakt?
- Wat maakte u bang?
- Wat maakte jullie bang?
- Wat heeft u bang gemaakt?
- Wat heeft jullie bang gemaakt?

What scared you?

- Tom ziet er bang uit.
- Tom kijkt bang.

Tom looks scared.

- Ze waren bang voor je.
- Zij waren bang voor je.
- Ze waren bang voor u.
- Zij waren bang voor u.
- Ze waren bang voor jullie.
- Zij waren bang voor jullie.

- They feared you.
- They were afraid of you.

Iedereen was bang.

Everyone was really scared.

Ik ben bang.

- I am afraid.
- I'm scared.
- I'm afraid.

Wees niet bang.

- Don't be afraid.
- Don't be scared.
- Don't be afraid!

Tom was bang.

- Tom was scared.
- Tom was frightened.

Bent u bang?

- Are you afraid?
- You're afraid?

Tom is bang.

- Tom is scared.
- Tom's afraid.
- Tom's scared.

We waren bang.

We were scared.

Je bent bang.

You are scared.

Is Tom bang?

Is Tom afraid?

Wij zijn bang.

- We are afraid.
- We're afraid.
- We're frightened.

Mary was bang.

Mary was afraid.

Je klinkt bang.

You sound scared.

Ik werd bang.

I got frightened.

Ben je bang?

You're afraid?

We zijn bang.

We are afraid.

- Ik ben van niets bang.
- Niets maakt me bang.
- Ik ben nergens bang voor.

- I'm not frightened of anything.
- I am not frightened of anything.
- I'm not afraid of anything.
- I fear nothing.
- Nothing scares me.
- I'm afraid of nothing.
- I'm not scared of anything.

- Het maakt me bang.
- Ik ben er bang voor.
- Ik word er bang van.

It scares me.

- Ik ben van niets bang.
- Niets maakt me bang.

- I'm not frightened of anything.
- I am not frightened of anything.

- Iets maakte Tom bang.
- Iets heeft Tom bang gemaakt.

Something frightened Tom.

- Ben je bang voor mij?
- Bent u bang voor mij?
- Zijn jullie bang voor mij?

- Are you afraid of me?
- Are you scared of me?

- Jullie zijn bang voor hem.
- Jij bent bang voor hem.
- U bent bang voor hem.

You're afraid of him.

- Ben je bang voor spinnen?
- Bent u bang voor spinnen?
- Zijn jullie bang voor spinnen?

Are you afraid of spiders?

- Zij is nergens bang voor.
- Ze is nergens bang voor.

She is not afraid of anything.

- Kikkers zijn bang voor slangen.
- Kikkers zijn bang van slangen.

Frogs are afraid of snakes.

- U bent bang voor hem.
- Ze zijn bang voor hem.

- You're afraid of him.
- They're afraid of him.

- Tom is bang van spinnen.
- Tom is bang voor spinnen.

Tom is afraid of spiders.

- Ben jij niet bang, Tom?
- Ben je niet bang, Tom?

Aren't you scared, Tom?

Maar ze bang maken?

But frighten them?

Niets maakt me bang.

I fear nothing.

Tom maakt me bang.

Tom scares me.

Ik ben niet bang.

- I'm not afraid.
- I am not afraid.

Wiskunde maakt me bang.

Math scares me.

Tom maakte ons bang.

Tom scared us.

Horrorfilms maken me bang.

Horror movies frighten me.

Waarom was Tom bang?

Why was Tom frightened?

Tom was heel bang.

- Tom was very scared.
- Tom was very terrified.

Uiteraard was ik bang.

Obviously, I was scared.

Veel mensen zijn bang.

Many people are scared.

Tom maakte Maria bang.

Tom frightened Mary.

Ze zijn waarschijnlijk bang.

They're probably scared.

Ik ben zo bang.

I am so afraid.

Ik was heel bang.

I was very frightened; I was very scared.