Translation of "Appels" in English

0.012 sec.

Examples of using "Appels" in a sentence and their english translations:

- Wij eten appels.
- We eten appels.

We eat apples.

Hoeveel appels?

How many apples are there?

- Wij eten appels.
- We eten appels.
- We zijn appels aan het eten.

- We're eating apples.
- We are eating apples.
- We eat apples.

- Hoeveel appels wil je?
- Hoeveel appels wilt u?
- Hoeveel appels willen jullie?

How many apples do you want?

- Vind je appels lekker?
- Hou je van appels?

Do you like apples?

- Die appels zijn groot.
- Deze appels zijn groot.

- Those apples are big.
- These apples are big.

- Ik hou van appels.
- Ik eet graag appels.

- I like apples.
- I love apples.

Ik pluk appels.

- I am picking apples.
- I'm picking apples.

Ik schil appels.

- I am peeling apples.
- I'm peeling apples.

Appels zijn rood.

- Apples are red.
- The apples are red.

Ik at appels.

I ate apples.

Appels zijn noodzakelijk.

Apples are necessary.

Hij waste appels.

He washed apples.

Heb je appels?

Do you have any apples?

We aten appels.

We were eating apples.

- Ze zijn appels aan het eten.
- Zij eten appels.

- They're eating apples.
- They're eating the apples.

- Je houdt van appels, nietwaar?
- U houdt van appels, nietwaar?
- Jullie houden van appels, nietwaar?

You like apples, don't you?

De appels zijn rijp.

The apples are ripe.

Appels groeien op bomen.

Apples grow on trees.

Zij houden van appels.

They like apples.

Deze appels zijn groot.

- Those apples are big.
- These apples are big.

Ik eet graag appels.

I like to eat apples.

De appels zijn uitverkocht!

Apples have sold-out!

Waar zijn de appels?

Where are the apples?

Ik eet vaak appels.

I often eat apples.

Alle appels zijn rood.

All apples are red.

Die appels zijn lekker.

The apples are delicious.

De appels zijn heerlijk.

The apples are delicious.

Ik hou van appels.

I like apples.

We hebben gele appels.

We have yellow apples.

John heeft vijf appels.

John has five apples.

Vind je appels lekker?

Do you like apples?

Ze eten hun appels.

- They are eating their apples.
- They're eating their apples.

Hoeveel appels wilt u?

How many apples do you want?

Je houdt van appels.

You like apples.

De appels zijn rood.

The apples are red.

Mijn appels zijn weg.

My apples are gone.

Hou je van appels?

Do you like apples?

Die appels zijn groot.

Those apples are big.

De appels zijn groot.

The apples are big.

Ik was mijn appels.

I wash my apples.

Deze doos bevat appels.

This box contains apples.

Hoeveel appels zijn daar?

How many apples are there?

Hoeveel appels wil je?

How many apples do you want?

Die appels zijn rot.

These apples are rotten.