Translation of "Broer" in Chinese

0.008 sec.

Examples of using "Broer" in a sentence and their chinese translations:

- Dit is mijn broer.
- Dat is mijn broer.

他是我兄弟。

- Ik heb een broer.
- Ik heb één broer.

- 我有个弟弟。
- 我有个哥哥。

- Mijn broer is professor.
- Mijn broer is een professor.

我哥哥是教授。

- Hoe lang is jouw broer?
- Hoe lang is uw broer?
- Hoe lang is jullie broer?

你的兄弟多高?

- Ken je mijn broer Masao?
- Kent u mijn broer Masao?
- Kennen jullie mijn broer Masao?

你认识我哥哥Masao吗?

- Het is van mijn broer.
- Dat is van mijn broer.

那个是我哥哥的。

- Mijn grote broer kan rijden.
- Mijn oudere broer kan autorijden.

我哥哥会开车。

- Mijn broer vindt horrorfilms leuk.
- Mijn broer houdt van griezelfilms.

我哥哥喜歡恐怖電影。

Ik heb een broer.

- 我有个弟弟。
- 我有个哥哥。

Hij is mijn broer.

他是我兄弟。

Waar is je broer?

你的哥哥在哪里?

Mijn broer is rijk.

- 我哥哥很富有。
- 我弟弟很富有。

Mijn broer is ingenieur.

我的哥哥是工程师。

Waar is uw broer?

你的哥哥在哪里?

Dit is mijn broer.

他是我兄弟。

Mijn broer kan autorijden.

我哥哥會開車。

Kan uw broer autorijden?

你弟弟會開車嗎?

Mijn broer is leraar.

- 我的哥哥是老师。
- 我的兄弟是老师。
- 我的弟弟是老师。

Wie is jouw broer?

你哥哥是谁?

Tom is mijn broer.

- 托马斯是我哥哥。
- 托马斯是我弟弟。
- Tom是我哥哥。

Ken je zijn broer?

你认识他的兄弟吗?

- Hij is vast Toms broer.
- Hij moet wel Toms broer zijn.

他一定是湯姆的兄弟。

- Mijn broer is naar tv aan het kijken.
- Mijn broer kijkt tv.

我弟弟在看电视。

Zijn broer is nog groter.

他哥哥仍然比較高。

Tom is mijn oudere broer.

Tom是我哥哥。

Het is van mijn broer.

它是我兄弟的。

Mijn broer is een idioot.

我的兄弟是个笨蛋。

Ken jij zijn oudere broer?

你認識他哥哥嗎?

Hij is mijn oudere broer.

他是我的哥哥。

Mijn oudste broer is leraar.

我哥哥是一名教師。

Mijn broer houdt van griezelfilms.

我哥哥喜歡恐怖電影。

Hij is mijn jongste broer.

他是我最年轻的兄弟。

Mijn broer slaapt nog steeds.

我弟弟还睡着呢。

Mijn broer houdt van muziek.

我哥哥喜欢音乐。

Ken je mijn broer Masao?

你认识我哥哥Masao吗?

Mijn broer is ingenieur geworden.

我哥哥成了一名工程師。

Mijn broer heeft geen geld.

我弟弟没钱。

Ik heb een oudere broer.

我有个哥哥。

Mijn jonge broer kijkt tv.

我弟弟在看電視。

- Je doet me aan jouw broer denken.
- Je herinnert me aan jouw broer.

你讓我想起你的兄弟。

- Zijn broer kijkt altijd tv.
- Zijn broer is altijd tv aan het kijken.

他的弟弟總是在看電視。

Ze verwarde mij met mijn broer.

她把我哥哥誤認為我。

Hij is langer dan zijn broer.

他比他的弟弟高。

Mijn broer is klein maar sterk.

我哥哥雖然矮小可是很強壯。

Wie van hen is uw broer?

他們之中哪個是你的兄弟?

Ik ken je broer heel goed.

我和你哥哥很熟。

Hij liep vlugger dan zijn broer.

他跑得比他哥哥快。

Mijn broer is nu in Australië.

我哥哥現在在澳洲。

Zijn broer is afgelopen maand overleden.

他的哥哥上个月去世了。

Mijn broer heeft nu geen werk.

我兄弟現在沒工作。

Ik ben fier op mijn broer.

我为我的兄弟感到自豪。

Ik gaf mijn broer een woordenboek.

我給了我弟弟一本字典。

Breng de sleutels naar je broer.

把钥匙带给你的兄弟。

Mijn broer woont in San Diego.

我哥哥是住在聖地亞哥。

Je ziet eruit als je oudere broer.

你和你哥哥长得一模一样。

Hij is mijn broer, niet mijn vader.

他是我哥哥,不是我爸爸。

Hij is een vriend van mijn broer.

他是我弟弟的一個朋友。

Ik liet mijn broer mijn fiets repareren.

- 我讓我的哥哥修理我的腳踏車。
- 我让我哥修理我的自行车。

Mijn broer en ik deelde de kamer.

我哥哥和我共用這間房間。

Mijn zus is ouder dan mijn broer.

我姐姐比我哥哥大。

Hij is de jongere broer van Taro.

他是 Taro 的弟弟。

Ik dacht dat hij mijn broer was.

我以为他是我弟弟。

Ik heb één broer en twee zussen.

我有一个兄弟和两个姐妹。

Mijn broer woont in een klein dorpje.

我的兄弟住在一個小村莊裡。

Tom eet asperges, maar zijn broer niet.

湯姆吃蘆筍,但是他弟弟不吃。

- Hij is niet mijn broer. Hij is mijn kozijn.
- Hij is mijn broer niet. Hij is mijn neef.

他不是我的兄弟。他是我的表弟。

Oom Tom is de broer van mijn moeder.

湯姆叔叔是我媽媽的兄弟。

Eerst dacht ik dat hij je broer was.

- 我起初以為他是你哥哥。
- 我起初以為他是你弟弟。

Mijn broer gaat naar de universiteit van Kobe.

我弟弟在神戶上大學。